[ad_1]
Wat is belangrijker: het verhogen van het minimumloon voor de meest kwetsbaren of het beschermen van het ondernemingsklimaat? Het is een politieke discussie die zo nu en dan terugkeert. Vaak wint het ondernemingsklimaat het van het minimumloon, maar niet altijd. Het laatste kabinet-Rutte verhoogde het bestaansminimum met 10 procent.
Dat is niet genoeg, schreven vrijwel alle partijen in hun verkiezingsprogramma. Volgens Den Haag wordt de sociale zekerheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt al jaren verwaarloosd, het minimumloon is de afgelopen veertig jaar zelfs af en toe bevroren, waardoor het achterblijft bij de stijging van de cao’s.
Het onderwerp wordt prominent weergegeven op de formatietafel. Maar nu de vormende partijen zich in de Eerste Kamer moeten uitspreken over een eenmalige loonsverhoging van 1,2 procent, voorgesteld door Kamerlid Jesse Klaver (GroenLinks-PvdA), lijkt het ondernemersklimaat weer de overhand te krijgen.
Weerstand tegen hoger minimumloon
Opnieuw verschilt de mening in de Eerste Kamer – waar het wetsvoorstel maandag en dinsdag wordt behandeld – van die in de Tweede Kamer. Niet voor de eerste keer. Dit gebeurde ook tijdens de stemming over de wet ter bestrijding van discriminatie op de werkvloer. De Tweede Kamer was vóór, de Senaat was tegen. Het heeft te maken met de nieuwe, meer rechtse samenstelling van de Tweede Kamer.
Maar de weerstand tegen de verhoging van het minimumloon was niet voorzien, omdat vrijwel alle partijen vóór de verkiezingen het eens waren over deze kwestie. De wet werd vorige maand met een grote meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen. Van de vormende partijen stemden PVV en NSC vóór de wet, maar BBB en VVD waren tegen. En in de Eerste Kamer hebben deze partijen, waaronder het CDA, JA21 en de SGP, een meerderheid.
Hogere bankenbelasting
Het ondernemingsklimaat en de koppeling van het minimumloon aan de verhoging van de uitkeringen zijn voor partijen verwerpelijk. Het politieke wetsvoorstel ligt opnieuw bij het bedrijfsleven, aldus Tweede Kamerlid Mona Keijzer (BBB). Het leidt tot banenverlies, een verslechtering van het ondernemingsklimaat en een stijging van de kosten voor bedrijven die het toch al moeilijk hebben, voegde haar collega in de Eerste Kamer, Eugène Heijnen, er tijdens het debat aan toe.
Waar de VVD, BBB en CDA vooral moeite mee hebben, is de manier waarop de verhoging wordt gefinancierd. De bankenbelasting wordt verhoogd, evenals het belastingtarief op de grootste bezittingen. Ook de inkoop van eigen aandelen moet belast worden. Zo wordt het bedrijfsleven dubbel getroffen: bedrijven worden extra belast en moeten betalen voor hogere loonkosten.
Zakelijke lobby
Maar de linkse oppositie vindt het onbegrijpelijk dat partijen die tijdens de verkiezingscampagne de verbetering van de sociale zekerheid omarmden gevoelig blijken te zijn voor de ondernemerslobby. De focus in de Eerste Kamer richt zich dan ook vooral op de BBB – een partij die in haar verkiezingsprogramma pleit voor een verhoging van het minimumloon.
“Wie kan er tegen de verhoging van het minimumloon zijn?” vraagt D66-senator Paul van Meenen zich retorisch af. ‘Nou, BBB, ondanks grote woorden over de sociale zekerheid.’ Van Meenen vindt het onaanvaardbaar dat de schaalverdeling bij BBB in het voordeel van de ondernemers uitvalt. “Wat weegt meer? Het lijden van de ondernemer of het lijden van mensen op het bestaansminimum? Mijn fractie kiest de meest kwetsbaren.”
Maar BBB betwist die lezing. Heijnen zegt dat zijn partij wel opkomt voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Via een andere route: het verlagen van belastingen en premies. Het is een onderwerp dat prominent aan bod komt in de formatie, verzekert Heijnen de senatoren. Hij verwacht op korte termijn nieuwe voorstellen.
Maar Van Meenen is daar niet van overtuigd en wijst op het feit dat mensen met een laag inkomen het onderspit delven tegenover ondernemers. “Wat er in de formatie gebeurt, is volkomen onzeker. Dat zullen mensen dit jaar niet merken.”
Lees ook:
Het vertrekkende kabinet komt met miljarden extra uitgaven, tot ergernis van de partijvorming
Het vertrekkende kabinet Rutte IV heeft in de voorjaarsnota miljarden euro’s extra vrijgemaakt voor Oekraïne, de asielopvang, gemeenten en de terugvorderingsoperaties kinderopvangtoeslag en Groningen.
[ad_2]