Wim Hazeu belichaamde de volwassenwording van de biografie

[ad_1]

De grootste onthulling uit het leven van zijn biograaf was slecht voor hem afgelopen, zei Wim Hazeu nadat hij had onthuld dat de achttienjarige Lucebert in 1943 brieven met antisemitische passages en liefde voor de Führer vanuit Duitsland had gestuurd. “Ik zat in de tuin over te geven”, zei hij. de krant van het volk. Hij moest met ontzetting toezien hoe de ontvangst van de biografie volledig in het teken stond van de oorlogsepisode. Wim Hazeu overleed eerder deze week aan de neurologische ziekte ALS.

Neem een ​​held en ontdek wat er in zijn leven is gebeurd – zo kun je de Hazeu-methode het beste beschrijven. Het begon altijd met bewondering, maar Hazeu zocht geen heiligenlevens. Zoals in Hazeu’s eerste biografie, gepubliceerd in 1988, over Gerrit Achterberg. Hij was een held uit zijn jeugd, de auteur van de allereerste dichtbundel (de bloemlezing Voorbij de laatste stad) dat de Delftse student Wim Hazeu ooit kocht; maar in het boek was Achterberg ook de man die zijn hospita doodschoot.

Lees ook

Lucebert was eveneens diep onder de indruk van Hitler

Lucebert in de jaren vijftig

Hazeu (Delft, 1940) was geen biograaf van grote verbanden of vergaande theorieën, maar wel van het levensverhaal in de klassieke zin. Hij publiceerde zes grote biografieën, over Gerrit Achterberg, JJ Slauerhoff (1995, bekroond met de Biografieprijs van de Dordrechtse Academie), MC Escher (1998), Simon Vestdijk (2005), Marten Toonder (2012) en Lucebert (2018). Zijn productiviteit maakte hem tot een ‘professioneel biograaf’, de personificatie van de coming of age van de biografie in Nederland, een genre dat eind vorige eeuw met enige terughoudendheid werd bekeken (met name in de neerlandistiek).

Derde leven

In zekere zin was dat bestaan ​​als biograaf Hazeu’s derde leven. Hij groeide op in een progressief gereformeerd gezin (zijn vader was “een boze man, zeer idealistisch, hij kon niet tegen onrecht”) en ging, geraakt door poëzie, Nederlands studeren. Hij zou zelf ook voorzichtige stappen zetten op het pad van de poëzie, maar zijn grootste talenten lagen in wat hij deed met de literatuur van anderen. Hij koos voor de journalistiek en werd een drijvende kracht achter de literaire programmering van de NCRV, wat leidde tot het programma LiteratuurIn 1972 stapte hij over naar de televisieafdeling van dezelfde omroep, waar hij televisiebewerkingen maakte van literaire werken (zoals Nescio’s Kleine Titanen) en het programma Open boek gepresenteerd. Tussendoor schreef hij boeken die een interesse (ook nuttig voor een biograaf) in het anekdotische in de literatuur verraadden, zoals Wat niet mocht… (1972, over censuur in de literatuur) en Het literaire pseudoniemboek (1988).

Lees ook

Meneer Hazeu en de feiten

Zelfportret van Marten Toonder, op de tentoonstelling 'Marten Toonder. Een dubbelzinnigheid' in het Letterkundig Museum in Den Haag (t/m 31/1)

Tegen de tijd dat de laatste titel verscheen, had hij de NCRV al verlaten, ontevreden over het gebrek aan zendtijd voor kunstprogramma’s. Hij begon een tweede carrière, als uitgever bij Elsevier. Drie jaar later verhuisde hij naar Bosch en Keuning, waar hij het literaire imprint De Prom oprichtte. Hij zag uitgeven als “artistieke business”, zei hij tegen NRCDe dichtbundels van Toon Hermans en de detectives van Baantjer hielden de handel draaiende en er ontstond ruimte voor schrijvers die minder boeken verkochten, maar die Hazeu wel na aan het hart lagen, zoals Willem G. van Maanen.

Uitgever spelen

Hazeu – die zelf ook een paar romans publiceerde – was trots op de goede relatie die hij met zijn auteurs onderhield: “Er zijn twee soorten uitgevers. Het ene type houdt zich bezig met zijn fondsauteurs en hun boeken, het andere type leest hun manuscripten niet eens. Het speelt uitgever.” Toen hij eenmaal fulltime biograaf was, bleef Hazeu profiteren van het kolossale netwerk dat hij in de literaire wereld onderhield. Daarin toonde hij zich een warm en gevoelig man. Ondertussen kwam zijn diepe liefde voor literatuur altijd naar voren, waar het hem ook bracht: zo kon de vermaarde biograaf en uitgever ineens als assistent achter de toonbank van een antiquariaat verschijnen om de aandacht te vestigen op prachtige oude poëzie.

De materiële manifestatie van die liefde voor literatuur was Hazeu’s grote studio, volgepropt met duizenden boeken, achter zijn huis in Baarn, waar hij woonde met schrijfster Thera Coppens. Al ging het niet uitsluitend om literatuur. Twee jaar geleden voltooide Hazeu (die in zijn vrije tijd ook organist en gemeenteraadslid was) een monografie over de schilder Paul de Lussanet (1940), het project dat hem, naar eigen zeggen, hielp zijn hoofd leeg te maken nadat zijn Lucebert-biografie alleen als oorlogsverhaal leek te worden gelezen.

Lees ook

Hoe ‘kleine hockeybal’ Paul de Lussanet in de kunstscene terechtkwam

Paul de Lussanet (links) en Wim Hazeu in het museum Singer Laren voor een van Lussanet's schilderijen.




[ad_2]

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *