[ad_1]
Veel delen van de schetsovereenkomst kan veel belangstelling verwachten, soms negatief en soms positief. Maar over één passage, namelijk de bezuiniging op ontwikkelingshulp, hoor je heel weinig. Terwijl het een ongekende bezuiniging is. Het schrappen van 2,4 miljard op een begroting van ruim 5 miljard zal er namelijk toe leiden dat de nieuwe minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (en niet langer Ontwikkelingssamenwerking, een ingrijpende wijziging) praktisch alleen nog maar noodhulp en verplichte internationale bijdragen kan realiseren.
Ook de oppositie, die al jaren pleit voor een verhoging van het budget en daar een paar jaar geleden nog een hoop heisa over zou hebben gemaakt, reageert nauwelijks. Zo stelde Jan Pronk, onlangs weer toegetreden tot de PvdA, tijdens een bijeenkomst in De Rode Hoed over 75 jaar Ontwikkelingssamenwerking dat de focus op de omvang van het hulpbudget de aandacht afleidt van waar het echt om draait, namelijk structurele maatregelen zoals een beter handelsbeleid en eerlijkere verhoudingen op de financiële markten.
Positieve invloed
Natuurlijk moet Nederland ook stappen zetten voor deze rechtvaardigere verhoudingen. Zo lopen ontwikkelingslanden jaarlijks nog honderden miljoenen aan belastinginkomsten mis door de Nederlandse brievenbusconstructies. Maar om deze bijna halvering van het hulpbudget meteen af te doen als een kleine beleidswijziging, gaat om een aantal redenen wat ver.
Ten eerste gaat het om een relatief klein deel van de nationale overheidsuitgaven. Een groot deel van het OS-budget blijft in Nederland, bijvoorbeeld om de opvang van vluchtelingen te bekostigen. Op dit moment geven we minder dan één cent per euro die aan echte hulp wordt uitgegeven, en dat zal veel minder zijn.
Het blijft verbazingwekkend dat we het allemaal, op een enkele uitzondering na, heel normaal vinden dat een groot deel van ons inkomen via de staatsbegroting wordt gebruikt om een zekere herverdeling van welvaart te bewerkstelligen, maar dat die bereidheid niet verder reikt dan onze grenzen. Althans, die indruk wordt gewekt. Maar uit een EU-enquête uit 2023 blijkt dat 52 procent van de Nederlanders vindt dat armoedebestrijding in ontwikkelingslanden een van de prioriteiten van het overheidsbeleid moet zijn. Niet zo vreemd als je bedenkt dat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties samen bijna drie miljoen leden en donateurs hebben.
Momenteel geven we minder dan één cent per uitgegeven euro aan echte hulp
Van een dramatische vermindering van wereldwijde armoede tot de succesvolle uitroeiing of vermindering van veel ziektes tot een significante toename van het aantal kinderen dat naar school gaat, de cijfers spreken boekdelen. Natuurlijk vooral dankzij de inspanningen van de landen zelf, maar zeker ook dankzij de verstrekte hulp.
Ontwikkelingssamenwerking is waarschijnlijk een van de meest geëvalueerde sectoren van het Nederlandse overheidsbeleid. Uit deze evaluaties blijkt dat er zeker verbeteringen mogelijk zijn, dat niet alle hulp terechtkomt waar die hoort, maar dat deze hulp over het geheel genomen een zeer positief effect heeft.
Er is aandacht nodig
Deze hulp ondersteunt ook veel andere dan strikt ontwikkelingsgerelateerde programma’s. Bijvoorbeeld onze inspanningen om bij te dragen aan conflictbemiddeling. Het Uppsala Conflict Data Program meldt dat er in 2023 59 conflicten zullen zijn geweest waarbij staten betrokken zijn, het hoogste aantal sinds ze in 1975 begonnen met registreren. Er is dus alle reden om hiermee door te gaan. Of met onze steun aan ontwikkelingslanden om iets te doen aan klimaatadaptatie; dat is helaas ook een groeisector.
Al deze ingrepen zullen door de voorgestelde bezuinigingen moeten worden stopgezet of fors ingeperkt. En dat zal vroeg of laat negatieve gevolgen hebben voor onszelf in deze geglobaliseerde wereld. Ook onze rol in de internationale besluitvorming, en daarmee onze mogelijkheden om daar invloed op uit te oefenen, worden ondermijnd.
We hebben een solide reputatie opgebouwd voor zowel de kwantiteit als de kwaliteit van onze ontwikkelingssamenwerking. Door deze samenwerking terug te schroeven en ons meer in het algemeen te richten op interne in plaats van internationale problemen, verkleinen we de kans dat we bijvoorbeeld bij de G-20-gesprekken mogen zitten.
Kortom, werk aan een structurele verbetering van de positie van de landen van het Globale Zuiden, ja, maar onderhoud ook onze financiële instrumenten om daadwerkelijk iets te doen in die landen zelf. En neem de aanbeveling van het recente rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over het Hoofdlijnenakkoord ter harte: naast de terechte aandacht voor het hier en nu, is er ook aandacht nodig voor elders en later.
Lees ook
Waarom sommige landen in het ‘Global South’ ook iets meer aan ontwikkelingshulp zouden moeten doen
[ad_2]