[ad_1]
In Nederland neemt de steun aan de maakindustrie af; het heersende sentiment is dat het land ‘prima’ alleen een diensteneconomie kan zijn, aldus Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW. Dat zei ze woensdag op het podium van de Pulchri Studio in Den Haag, waar ‘The Great Industry Discussion’ werd gehouden over de toekomst van de maakindustrie – waarin materialen worden verwerkt tot nieuwe producten, van chips tot staal. Dat gesprek is volgens alle deelnemende sprekers (voornamelijk politici en ondernemers) hard nodig, omdat zij vinden dat de industrie cruciaal is voor de Nederlandse economie.
Zij vinden dat Nederland op dit gebied achterloopt. Dat blijkt ook een verslag presenteerde onderzoeksorganisatie TNO woensdag. Door een gebrek aan grondstoffen, tekorten aan arbeidskrachten, de energietransitie en andere klimaatmaatregelen is er onvoldoende ruimte voor investeringen in innovatie. Industrieën als olie en chemie zijn economisch belangrijk voor Nederland, maar zijn ook het meest vervuilend en staan daardoor onder de grootste druk door de energietransitie.
Andere belangrijke sectoren zijn de elektrische, machine- en farmaceutische industrie. Er is sprake van “sterke groei”, aldus het rapport, en er wordt ook flink geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling – maar niet zo veel als in België en Duitsland, wat de Nederlandse concurrentiepositie verzwakt.
Nederland investeert jaarlijks 2,3 procent van het bbp in onderzoek en ontwikkeling, vergeleken met 3,1 procent in Duitsland en 3,5 procent in België. Nederland zou minimaal 3 procent moeten bereiken, meent TNO.
Ook de ‘war for talent’ in de technische sector weerhoudt de Nederlandse industrie van verdere groei. Er gaat bijvoorbeeld veel geld naar het aantrekken van personeel, waarvoor verschillende bedrijven met elkaar concurreren; geld dat niet in onderzoek en ontwikkeling kan worden geïnvesteerd. Het enthousiasme voor technische opleidingen neemt af, terwijl ‘elders in de wereld’ het aantal technisch afgestudeerden juist groeit, aldus het rapport. Er zijn maar liefst 80.000 vacatures in de Nederlandse maakindustrie.
Uit de ‘Innovatiemonitor’ van de Universiteit van Amsterdam, een onderzoek onder vijfhonderd bedrijven, bleek dinsdag dat het Nederlandse bedrijfsleven met veel macro-economische problemen kampt en daardoor investeringen en klimaatambities uitstelt. Dit is volgens onderzoekers schadelijk voor de toekomstige welvaart van Nederland.
TNO-directeur Tjark Tjin-A-Tsoi benadrukte dit woensdag tijdens de bijeenkomst in Den Haag. De industrie is de motor van de Nederlandse welvaart, zei hij voordat hij cijfers opsomde: 20 procent van de Nederlandse economie is afhankelijk van de industrie (12,7 procent is de industrie, zonder die industrie zou 8 procent verdwijnen), de sector is goed voor de helft van de Nederlandse export en 40 procent van de Nederlandse economie is afhankelijk van de industrie. procent van het Nederlandse bbp wordt ermee verdiend.
Lees ook
Geldverspilling ligt op de loer als de overheid zich bezighoudt met industriebeleid
Om dat zo te houden moeten industriële bedrijven en de overheid veel beter samenwerken, meent Tjin-A-Tsoi, ook om de benodigde duurzaamheid te realiseren. Hij hekelt de ‘vijandige houding’ tussen de verschillende partijen. Er wordt te veel aandacht besteed aan wat de ander niet goed genoeg doet, in plaats van samen naar oplossingen te zoeken.
Steek de stekker in het stopcontact
Hoe deze oplossingen er eigenlijk uit zouden moeten zien, zoals iemand uit het publiek vroeg, bleef onduidelijk in de argumenten van de politici en ondernemers. Er werd echter meerdere keren vermeld hoezeer industriële bedrijven behoefte hebben aan ‘saai en helder beleid’ – een conclusie die de UvA-onderzoekers uit de Innovatiemonitor ook trokken over het bedrijfsleven in het algemeen. Duidelijke doelstellingen en regelgeving helpen bedrijven duurzamer te worden, zeggen ze.
Door allerlei transities in de wereld is een ‘duidelijke koers’ vanuit de overheid noodzakelijk, schrijft ook TNO. Een grote uitdaging voor de energietransitie is ‘congestie’ op het elektriciteitsnet. “Als je als ondernemer hebt geïnvesteerd in duurzaamheid door gebruik te maken van elektriciteit, steek je de stekker in het stopcontact en er is niets”, zegt spreker Theo Henrar, voorzitter van ondernemersorganisatie FME.
Ook de internationale concurrentie wordt in het TNO-rapport vermeld. Nederland krijgt hier in toenemende mate mee te maken, vooral door snel industrialiserende landen als Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Vooral uit China komen steeds meer grondstoffen. Deze ‘geopolitieke verschuiving’ zou de onafhankelijkheid van Europa kunnen aantasten, aldus TNO, dat de Amerikaanse betrokkenheid bij de Europese export naar China als voorbeeld noemt.
TNO vermeldt in het rapport “cross-overstussen sterke takken van de Nederlandse industrie als optie om de sector ondanks de obstakels verder te laten groeien, zoals tussen de chemische industrie en de voedingsmiddelenindustrie, die beide goed presteren. Met andere woorden: gebruik maken van de bestaande ‘sterktes’ van de Nederlandse industrie.
[ad_2]