[ad_1]
‘Gevechtsstations, gevechtsstations, gevechtsstations‘ schalt het door de luidsprekers. Het is kwart voor twaalf ‘s avonds en de ruim 260 bemanningsleden van de Zr.Ms. Karel Doorman maken zich op om een risicogebied over te steken. Het marineschip vaart de ‘rode zone’ binnen.
Het beslaat het westelijke deel van de Golf van Aden, de smalle Straat Bab al-Mandab en de zuidelijke Rode Zee. Houthi-rebellen voeren sinds 7 oktober aanvallen uit op koopvaardijschepen die banden hebben met Israël. Na de luchtaanvallen van de Britten en Amerikanen op Jemenitisch grondgebied, zijn ook Britse en Amerikaanse schepen het doelwit geweest.
Operatiekamers
Als reactie hierop zette de EU missie Aspides op. Drie fregatten uit Italië, Frankrijk en Griekenland escorteren dagelijks koopvaardijschepen langs de kust van Jemen; sinds februari zo’n tweehonderd. De Karel Doorman – met een lengte van bijna 205 meter en twaalf verdiepingen hoog het grootste schip van de Nederlandse marine – dient als bevoorradingsschip. Als schepen in de buurt olie of water nodig hebben, tanken ze hier. Als er gewonden zijn, komen ze naar de ziekenboeg van de Karel Doorman, die twee operatiekamers heeft. Dat gebeurde een keer toen in juni een Nepalees bemanningslid van een koopvaardijschip ernstig gewond raakte.
De missie van de Karel Doorman is bijna voorbij. De bab, zoals de gevreesde zeestraat in de taal van de bemanning heet, is op het smalste punt ongeveer tien zeemijl breed. Schepen zijn daar een gemakkelijke prooi. Na de zeestraat liggen eilanden, van waaruit ook aanvallen worden uitgevoerd. Het zwaar bewapende Italiaanse schip Andrea Doria vaart de komende twintig uur mee als verdediging.
Om gereed te zijn voor inzet, moet de Andrea Doria eerst worden bijgetankt. De nautische bemanning, zoals de marine de matrozen noemt, staan op de Karel Doorman in een rij met hun handen op hun rug. Aan de andere kant doen hun Italiaanse collega’s hetzelfde, met geel-rode helmen op hun hoofd en vastgemaakt om niet door de hoge golven te worden meegesleurd.
Meer dan honderd meter touw in verschillende diktes liggen netjes in rijen over het dek van de Karel Doorman gedrapeerd, met daaraan de olieslang bevestigd. Als de schepen parallel liggen, kan het grote touwtrekken beginnen. Met een wirwar van draden en staaldraad in de veertig meter tussen de twee schepen gaat de olieslang van de ene boot naar de andere.
Delfts blauwe klompen
De Nederlandse vlag wappert in de mast van het Italiaanse schip. Het leven op zee zit vol tradities. Aan de kabel die verbonden is met een ander schip hangt een goodiebag. De Nederlanders stoppen er porseleinen Delftsblauwe klompjes in, stickers van hun marine of een oranjebitter. De Fransen stoppen er daarentegen wijn in, het Italiaanse speciaalbier. Als marine-eenheden bij elkaar op bezoek komen, wisselen ze wapenschilden uit. Eén wand in het schip is er helemaal mee bedekt.
Terwijl tweehonderdduizend liter diesel door de slang stroomt, springen een dozijn dolfijnen boven de golven en duiken vliegende vissen over de witte koppen van de golven. Een schildpad zwemt dicht bij het schip.
Na een half uur worden de lijnen binnengehaald. De bemanning zwaait naar elkaar. Het Italiaanse schip blijft even hangen, alsof je afscheid neemt van een vriend en toch dezelfde kant op blijft varen.
Opeens klinkt het Geen slaap door Pavarotti uit de luidsprekers van het Italiaanse fregat. Luide muziek schalt over de golven uit luidsprekers, die eigenlijk bedoeld zijn om andere schepen te waarschuwen niet dichterbij te komen. Op minder vredige momenten dan deze komt er een pijnlijke noot uit die de bemanning van een vijandelijk schip gedesoriënteerd doet raken. Maar nu is het een serenade van de ene bemanning aan de andere. Zij zullen binnenkort onze beschermers zijn.
Witte bivakmuts
Ongeveer 24 uur geleden zou de Karel Doorman in hoogste staat van paraatheid gaan, maar door technische problemen werd dat uitgesteld. Tot nu toe. Een defect aan een van de wapensystemen is nog niet helemaal opgelost, maar als het Italiaanse schip een beetje achter ons in gevaarlijk gebied ligt, dan komt alles goed, is het algemene gevoel. Iedereen aan boord moet zich melden, met anti-flash – een witte bivakmuts op het hoofd – en handschoenen die bij brand de eerste vlammen stoppen.
Als iedereen zijn weg heeft gevonden door de rood verlichte, duizelingwekkende gangen van het schip en is geteld, neemt de helft van hen zijn post in. De mariniers bij de mini-geweren vanaf het dek, het medische personeel in het ziekenhuis dat voor de gewonden zorgt, de bemanning van de helikopter en de bemanningsleden op de brug, in het commandocentrum en het technisch centrum achter hun schermen.
De andere helft van de bemanning mag weer naar bed, maar moet ‘opblijven’. Dat wil zeggen: kleren aan, alleen je schoenen en jas uit en niet onder je dekens. Bij alarm moet iedereen binnen een paar minuten actie ondernemen.
Dreiging van raketten
Gedurende de twintig uur dat het schip in de rode zone ligt, worden minder belangrijke systemen zoals de wifi uitgezet. Iedereen leeft in shifts van zes uur; zes uur aan, of in gevechtspositie, en zes uur uit, waarin je eet, drinkt en slaapt. Het eten wordt sneller dan normaal naar binnen gewerkt, en vroeger; het ontbijt is al om half zes.
Voor veel van de veelal jonge militairen is dit de allereerste missie. Sinds de jaren negentig is de Nederlandse marine niet meer met zoveel mensen aanwezig geweest in een gebied met raketdreiging. Na deze missie is iedereen officieel een veteraan; militairen die het koninkrijk hebben gediend in oorlogsomstandigheden.
Pas in de vroege ochtend nadert het schip de Bab al-Mandab, ‘poort van verdriet’ in het Arabisch, omdat hier al menig schip is vergaan door stromingen, wind en koraalriffen. De gehoopte rode zonsopgang overtuigt niet; een dikke stoffige mist hangt over de golven. Rond zeven uur verschijnt voor het eerst land. Door de verrekijker zijn bergachtige eilanden te zien, een soort rotsachtig, donkerbruin landschap. Er is een dorp met witte, appartementachtige gebouwen. Hier en daar staat een roestige kleine gevechtstank. Dit is Jemen.
Afstandsbedieningsboten
Om 07:33 uur komt het eerste bericht uit het commandocentrum van een skiff in het water; een klein bootje dat nauwelijks boven het wateroppervlak uitkomt. Het zou een onschuldig vissersbootje kunnen zijn, maar ook gevaarlijk, zegt commandant Pastoor, die die ochtend met een kop koffie op de navigatiebrug te vinden is, een 35 meter brede, met ramen bedekte ruimte van waaruit het schip wordt bestuurd.
“De Houthi’s hebben herhaaldelijk USV’s gebruikt, kleine onbemande op afstand bestuurbare boten die ontploffen als ze tegen een schip botsen. Later plaatsten ze er poppen in. Soms zat er een echte bemanning in die kort voor de aanval in het water sprong en werd gegrepen door kleine boten om hen heen.”
De boot wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Wordt er vaart gemaakt? Lijkt het erop dat het doelbewust op een botsing afstevent? Zijn er wapens zichtbaar? Operatie Aspides is een defensieve missie, benadrukt Pastoor. “We reageren op acties tegen ons of anderen, maar we vallen niet aan. Het is moeilijk in te schatten of iets bedreigend is. Het is normaal dat vissers dicht langs ons varen. Tonijnvissers varen ook heel snel. Hoe herken je dan een gevaar?”
Dit gebeurt vooral in de schaars verlichte commandocentrum achter de brug. Er zijn ongeveer 45 schermen met camerabeelden van de zee en de lucht, radarsystemen van grotere en kleinere gebieden en chats met andere eenheden in het gebied. Elke positie is vandaag bemand en niemand mag zijn plek verlaten. Telefoons zijn niet toegestaan in de kamer.
De commandant van het schip, kapitein ter zee Paul Bijleveld, is degene die beslist wanneer er moet worden aangevallen. “Je laat het nooit zover komen dat de boot schade veroorzaakt”, zegt hij. “We geven eerst geluidssignalen of andere waarschuwingssignalen zoals lichtkogels. Dan vuren we waarschuwingsschoten af. Als een boot blijft varen, heeft hij pech. Ook dan proberen we geen slachtoffers te maken door op de motor te schieten en de boot stil te leggen. Met drones schieten we alleen als ze op ons afkomen. En met raketten is er weinig tijd om te reageren, dan schieten we direct.”
Gezonde spanning
Tijdens de EK-wedstrijd Nederland-Frankrijk op 21 juni ging het alarm af op het schip. Op de schermen waren raketten te zien. Het schip voer op dat moment buiten het risicogebied, dus de bemanning stond niet op gevechtswacht, maar op oorlogswacht. Er waren minder mensen op hun post.
Een groot deel van de bemanning zat voetbal te kijken. Sailor Kaj (22) zat op dat moment in het commandocentrum. “Ik had even een moment van ongerustheid”, vertelt hij. “Maar dan gaat de knop om. Je denkt dat je niet alles meer weet van je training, maar ineens komt alles eruit. Eindstand: de raket ging naar het westen en wij zaten een stukje naar het oosten. Hij viel in zee.”
Nu staat Kaj op de brug met de verrekijker in de aanslag. Om 07:46 uur is er weer een skiff te zien. Hij beweegt naar het schip toe. De mariniers achter de mini-geweren op het dek luisteren ze naar muziek om hun aandacht vast te houden. Alle bladeren zijn bruin / en de lucht is grijs / california dreamin’ / op zo’n winterdag klinkt het uit een kleine speaker die achter hen op het schip hangt. Marine Rowan (26) is niet zenuwachtig, zegt hij. “Dit is de tweede keer dat we in het rood varen, we weten wat we moeten doen. Maar er is gezonde spanning, je bent mega-alert achter het wapensysteem.”
Spookcontact
Om 08:27 verschijnt er een mogelijke drone op de radarsystemen in de controlekamer, maar niemand ziet het apparaat door de verrekijker op de brug. Het was waarschijnlijk een spookcontact, zegt Kaj. “We zien stippen op de radar, maar uiteindelijk was het niks.”
De komende uren varen er voortdurend kleine bootjes aan de horizon, die in de gaten worden gehouden. Als er eentje met hoge snelheid op het schip afkomt, valt iedereen even stil en kijkt extra scherp. Silhouetten van mensen zijn te zien via de camera’s in het commandocentrum. Mensen praten met elkaar in het Arabisch via een open VHF-verbinding.
Rond tien uur varen we langs het wrak van het Britse schip Ruby Mar, op 14 maart door de Houthi’s tot zinken gebracht. De oranje boeg van het schip steekt boven het wateroppervlak uit. Kapitaalvernietiging, noemt iemand het.
Korte militaire groet
Aan het eind van de ochtend geeft het commandocentrum vier drones een seintje, vertelt korporaal Ashley (25). “Ze gingen net als wij noordwaarts. Maar ze verdwenen weer van de radar.”
Rond het middaguur is er geen land meer te bekennen. Het schip vaart nog steeds in de rode zone en op de brug en in het commandocentrum is er een constante concentratie op het water en de lucht. Maar de sfeer ontspant een beetje. De Bab al-Mandab ligt achter ons. Het schip dat ons erdoorheen loodste, draait weer om, op naar de volgende opdracht. Geen Pavarotti deze keer en alleen een korte militaire groet.
Om zeven uur ‘s avonds worden de beschermkappen van de bezwete hoofden gehaald. We varen de oranje zone in. Er was vandaag geen inzet nodig. Sommigen zijn zichtbaar teleurgesteld. Commandant Bijleveld oogt tevreden, maar begrijpt zijn bemanning ook. “Een brandweerman wil toch een brand blussen?”
Dit was deel 1 van een miniserie over de missie van de Karel Doorman in de Rode Zee. Lees volgende week over het dagelijkse leven op het schip, inclusief de begeleidende Father Paul. Sommige personeelsleden worden om veiligheidsredenen alleen bij hun voornaam genoemd. De redacteuren zijn bekend met hun identiteit.
Lees ook:
Interview met commandant George Pastoor, wie leidt de EU-operatie Aspides
[ad_2]