[ad_1]
Patiënt Marlin Jabrieh (66) bijt de pijn weg op haar bank; verpleegkundigen Tamer al-Jafari (30) en Hidayeh Hmidan (26) van de Bethlehem Care and Hospice Trust proberen een infuus in te brengen. Jabrieh heeft uitgezaaide darmkanker en blijft overgeven vanwege haar chemotherapie. Ze krijgt het thuis, omdat de oorlog in Gaza nog meer Israëlische wegblokkades heeft veroorzaakt dan normaal op de Westelijke Jordaanoever en ze het ziekenhuis niet kan bereiken.
Jabrieh voelt zich zwak en kan haar medicatie niet binnenhouden, dus belt haar man het Palestijnse Home Care Team. Een van de verpleegsters wil de medicatie in haar ader injecteren, maar het is nauwelijks zichtbaar. Na drie mislukte pogingen vindt Hmidan een ader in Jabriehs linkervoet. Een halfuur later voelt ze zich iets beter. Al-Jafari en Hmidan pakken hun tassen weer in en – na een kop koffie, een chocolaatje en een praatje – gaan ze op weg naar hun volgende patiënt.
Gelukkig niet in Gaza
Het Palestijnse thuiszorgteam bestaat uit slechts vier verpleegkundigen. Naast Al-Jafari en Hmidan zijn dat Helen Hazboun (29) en Khalil Younis (53). Op hun ‘hoofdkwartier’, vlak achter de Geboortekerk in Bethlehem, komen ze elke ochtend bijeen, bespreken de gevallen en gaan dan op pad. Twee aan twee, elk vier patiënten per dag. Het team was net vorig jaar begonnen, toen Hamas Israël binnenviel en Israël vervolgens de oorlog verklaarde aan de Gazastrook.
“Wij zijn de allereerste Palestijnse thuiszorg”, zegt hoofdverpleegkundige Al-Jafari niet zonder trots. Hij heeft veel ervaring met palliatieve zorg, onder andere opgedaan in het kankerziekenhuis in de Jordaanse hoofdstad Amman. Al-Jafari zou in september vorig jaar tijdelijk naar Gaza-stad gaan voor werk, maar kreeg van Israël geen reisvergunning. Hij is blij dat hij niet in Gaza was toen de oorlog begon, hij kende daar veel artsen en verpleegkundigen die inmiddels door het Israëlische leger zijn gedood.
Toen ze afgelopen zomer besloten om het thuiszorgteam op te richten, gefinancierd door het bisdom Sheffield, informeerden de verpleegkundigen ziekenhuizen in Ramallah, Oost-Jeruzalem, Beit Jala en Bethlehem over hun plannen. Ze verwijzen nu palliatieve patiënten door. De Bethlehem Care and Hospice Trust behandelt nu 56 ernstig zieke Palestijnen.
Zoals Ali Mahbouba (53) in het vluchtelingenkamp Dheisheh ten zuidwesten van Bethlehem. Mahbouba had zeven jaar geleden nierkanker en kampt nu met alvleesklierkanker. In zijn kleine huisje struikelt hij over een kartonnen doos vol medicijnen. Mahbouba, erg dun, ziet er uitgeput uit. Hij zal binnenkort naar het ziekenhuis in Hebron moeten voor een zeer ernstige zweepslag-operatie, waarbij zijn pancreas, galblaas, twaalfvingerige darm en een deel van zijn maag worden verwijderd. Hij heeft alleen pillen die al meer dan een jaar verlopen zijn, andere zijn momenteel uitverkocht. Hetzelfde geldt voor zijn diabetesmedicatie.
Mahbouba’s vrouw Yasmin wrijft zich bezorgd in haar handen. Ze gelooft niet dat de operatie door kan gaan, haar man is niet fit genoeg. Bovendien is het de vraag of hij het ziekenhuis kan bereiken; Hebron wordt voortdurend afgesloten door het Israëlische leger.
“Niemand heeft nog geld voor gezondheidszorg,” zegt Al-Jafari. “Als mensen een verzekering hadden, konden ze het niet meer betalen. Maar dat is onze laatste zorg, we gaan door tot we ook geen geld meer hebben.”
Hij schuift Mahbouba wat vitaminepillen toe en klopt hem bemoedigend op de schouder. “Wij zijn meer dan alleen verpleegkundigen,” zegt Al-Jafari op weg naar de volgende patiënt. “We helpen ook met hun psychische en sociale problemen en ondersteunen de families.”
Achter slot en grendel
Tot nu toe is palliatieve zorg in de Westelijke Jordaanoever vrijwel onbestaand geweest. Wanneer patiënten in een ziekenhuis te horen krijgen dat ze terminaal ziek zijn, worden ze met hun familie naar huis gebracht en verzorgd tot ze sterven.
De families zijn sterk afhankelijk van het thuiszorgteam, dat er alles aan doet om hen te ondersteunen. De verpleegkundigen brengen bloemen op Moederdag en zijn aanwezig bij begrafenissen van overleden patiënten. Het contact met de families is hecht en gaat veel verder dan alleen ziekenzorg.
Na een suikerhoudende passievruchtensap gaan Al-Jafari en Hmidan naar hun laatste patiënt van de dag: Emad Abu Djudeh (55). Hij heeft een beenmergaandoening waarbij er te veel rode bloedcellen worden aangemaakt. Vijfentwintig jaar geleden kreeg Abu Djudeh een hersentumor en de hoofdpijn is terug. Hij ziet niet goed en heeft geen gevoel meer in de rechterkant van zijn hoofd.
Hmidan prikt Djudehs wijsvinger en brengt een druppel bloed aan op haar hemoglobinemeter, om Djudehs bloeddruk te meten. “Meer dan twintig”, zegt ze, “veel te hoog.” Ondertussen schrijft Al-Jafari een verwijsbrief: Djudeh moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis, maar de vraag is ook hier of dat kan in verband met de Israëlische wegblokkades.
Na nog een kop koffie rijden Al-Jafari en Hmidan terug naar het hoofdkwartier. Hun twee collega’s zijn daar net aangekomen. Ze nemen de vitale functies van de patiënten op en de vier verpleegkundigen halen alle medicijnen uit hun tassen en stoppen ze op slot. Dan kleden ze zich om en gaan weer naar huis, via allerlei omwegen en vele Israëlische controleposten.
Lees ook:
Rode Kruis: ‘Vaccinatie tegen polio nu vrijwel onmogelijk in Gaza’
Het eerste geval van polio is gemeld in de Gazastrook. Een ongevaccineerde baby van 10 maanden is besmet. Iris van Deinse van het Rode Kruis hoopt dat er snel een humanitaire stop komt om de vaccinaties te versnellen.
[ad_2]