[ad_1]
Titiou Lecoq is acht als ze op school haar eerste geschiedenisboek krijgt. De eerste foto die ze ziet is die van een grote, sterke man, in een grotopening. Hij is gekleed in dierenhuiden, heeft net het vuur aan zijn voeten aangestoken, maar hij kijkt al omhoog, naar de verre horizon, klaar om de wereld te veroveren. Achter hem staat een harige, gebogen vrouw, haar hoofd gebogen, ze lijkt iets te naaien en aan niets te denken. ‘We kunnen er duidelijk niet op rekenen dat ze ons naar het koninkrijk van 5G zal leiden’, schrijft Lecoq.
Het is een passage uit het begin van Les grandes oubliées. Giet de geschiedenis en verwijder de vrouwende bestseller van de Franse feministische auteur. Daarin bestudeert ze met een grote greep de hele geschiedenis en onderzoekt ze de positie van vrouwen als sociale groep. Ook gaat ze op zoek naar vergeten vrouwen, vrouwen die uit de geschiedenis zijn weggelaten, uitgewist en ondergeveegd.
Dat beeld van de vrouw in haar geschiedenisboek is een weerspiegeling van de negentiende-eeuwse, westerse manier van kijken naar de prehistorie, schrijft ze. Net zoals het beeld van de vrouw achter het aanrecht een recente, twintigste-eeuwse uitvinding is. Het is allemaal een kwestie van perspectief.
Dat vrouwen zich door de eeuwen heen lineair hebben ontwikkeld van onderdanige slavin tot vrije meid? Onzin. Er waren inderdaad periodes waarin vrouwen vrij en ondernemend waren en een grote sociale rol speelden; er waren vrouwen die regeerden, die machtig en creatief waren. Vrouwen zijn nooit stil geweest. Ze zijn alleen vergeten, opzij geschoven, niet opgenomen in de canon.
Met enorme overtuiging, strijdlust en met veel humor loopt Lecoq met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis en vraagt: wat deden vrouwen in het Paleolithicum, in Athene, tijdens de Middeleeuwen en de Franse Revolutie, tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wat deed die helft van de bevolking toen en waarom weten we dat niet?
Aan de hand van citaten uit het werk van een groot aantal (meestal vrouwelijke) historici laat zij bijvoorbeeld zien dat vrouwen in de middeleeuwen ook troubadours en muzikanten waren, dat ze zich vrijelijk in de openbare ruimte bewogen, dat ze meewerkten aan de bouw van kathedralen, dat ze kostbare boeken illustreerden en, net als monniken, als kopiist werkten.
Terug in de kooi
Nog een voorbeeld. Aan de vooravond van de Franse Revolutie demonstreerden vrouwen, vochten voor brood en vrijheid, spraken zich uit. Lecoq ontdekte de prominente rol van Claire Lacombe, Louise de Kéralio en Etta Palm. Toch kregen vrouwen geen plaats in de grondwet als volwaardige burgers. De Verklaring van de Rechten van de Mens van 1789, een resultaat van de Franse Revolutie, werd in de mannelijke vorm geschreven. Een halfnaakte vrouw, Marianne, werd het symbool van de vrijheid. Dat is zeker waar. En toen? Terug in de kooi. Napoleon verklaarde dat vrouwen aan mannen werden gegeven om hem kinderen te baren, ze waren ‘zijn eigendom, zoals de fruitboom van de tuinman’.
En hoe zat het met de literatuur? Rond 1800 waren er in Frankrijk vrouwen die succesvolle romans schreven. Veertig jaar later waren hun namen nergens meer te vinden. Hoe kon dat? Rond de eeuwwisseling werd de roman als genre met de nek aangekeken. Toen ontdekten grote schrijvers (denk aan Balzac, Flaubert, Dumas) de roman en kreeg het genre ineens aanzien. Het aantal vrouwelijke auteurs daalde prompt tot één: George Sand. De anderen raakten in diskrediet; hadden ze echt hun eigen werk geschreven? Ook het eerder gepubliceerde werk van auteurs als Sophie Gay, Claire de Duras en Félicité de Genlis verdween in de vergetelheid. In 1804 publiceerde een zekere Fortunée Briquet een literair-historisch overzicht waarin maar liefst zeshonderd vrouwen voorkwamen. Binnen veertig jaar waren hun namen verdwenen.
Het werk van Titiou Lecoq (1980) past in een Europese trend. Ook in Nederland wordt het werk van vergeten vrouwen uit alle beroepsgroepen uit de schaduw gehaald, herontdekt of opnieuw gepubliceerd. Dat geldt voor vrouwelijke wetenschappers en schilders, voor koninginnen, vrouwelijke ontdekkingsreizigers en auteurs.
Uitgesloten van de literaire canon
In Duitsland publiceerde literatuurwetenschapper en auteur Nicole Seifert twee zeer succesvolle essays over de manier waarop vrouwen systematisch werden uitgesloten van de literaire canon. In Frauen Literatuur. Abgewertet, vergessen, wiederentdeckt laat ze zien hoe rampzalig het label ‘Frauen’ uitpakt voor literatuur geschreven door vrouwen. In ‘Einige Herren sagten was dazu’. Die Autorinnen der Gruppe 47 Ze herschrijft een belangrijke periode uit de naoorlogse Duitse literatuurgeschiedenis vanuit een vrouwelijk perspectief.
Criticus Reich-Ranicki beweerde dat vrouwen geen romans konden schrijven. Waarom? ‘Vraag het gynaecologen’
Ook Seifert merkte dat ze op school nauwelijks in contact was gekomen met vrouwen. Ze herinnerde zich dat de machtige criticus Marcel Reich-Ranicki had beweerd dat vrouwen geen romans konden schrijven. Ze konden gedichten schrijven. Waarom? ‘Vraag het de gynaecologen,’ had hij gezegd. Ze herinnerde zich ook dat Karl Ove Knausgard ooit had gezegd dat vrouwen ‘geen concurrentie’ waren. Waarom?
Ze telde hoeveel boeken van vrouwen er in de FAZ en de Zuid-Duitse krant werden besproken: drie keer zoveel mannen als vrouwen. Reden genoeg voor een grondige analyse van het literaire bedrijf en een kritische blik op de totstandkoming van de literaire canon. Wat bleek? Zodra een boek het label ‘Frauen Literatur’ kreeg, was het triviaal, oninteressant en gedoemd tot vergetelheid. Succes was per definitie mannelijk. Er was hooguit één vrouwelijke uitzondering in elk tijdperk.
Vrouwen werden tot voor kort ook zelden genoemd in Duitse literatuurgeschiedenissen. Niet dat ze er niet waren. Er waren gewoon geen verzamelde werken, ze werden niet in de canon opgenomen, ze werden verdrongen. Op basis van de receptiegeschiedenis van twee vergelijkbare romans (Effi Briest door Theodor Fontane en Uit een goede familie door Gabriele Reuter, beide uit 1895) Seifert laat zien waarom de eerste in de canon terechtkwam en de tweede niet. Kortom: de tweede lag in de boekhandel met ‘Frauen Literatur’, was dus bedoeld voor een ‘nichepubliek’, Reuters stilistische vernieuwing werd gezien als een ‘vormfout’. Op genuanceerde wijze en met veel voorbeelden illustreert Seifert dat de geïnternaliseerde veronderstelling dat door mannen geschreven boeken gewoon ‘beter’ zijn, nog steeds geldt.
Hoe dit proces van uitsluiting in de praktijk werkte bij Gruppe 47, een beroemde groep Duitse auteurs die na de Tweede Wereldoorlog de literatuur wilde vernieuwen, laat Seifert zien in haar meest recente titel, ‘Einige Herren sagten etwas dazu’. Wie kent Heinrich Böll en Günter Grass niet? Natuurlijk is Ingeborg Bachmann de uitzondering die de regel bevestigt. Maar wat dacht u van Ilse Schneider-Lengyel, of Ruth Rehmann? Van de laatste noemt Seifert de manier waarop zij door de organisator van de exclusieve Gruppe 47-bijeenkomsten werd uitgenodigd om een verhaal te komen voorlezen. De dame is voor vuurhet mannelijke publiek gonsde: het ging allemaal om haar uiterlijk, dat mannen seksueel vuur beloofde, en niet om haar literaire werk. De vrouw moest een muze zijn, geen concurrent. Seifert haalt overtuigend een dozijn ontslagen vrouwelijke auteurs uit de schaduw van de mannen van Gruppe 47.
Seifert ziet ook dat er tegenwoordig ontzettend veel vrouwen in de boekhandel schrijven en werken. Maar is ongelijkheid iets van het verleden, of is het een momentopname, een modeverschijnsel, een trend nu feminisme en diversiteit goed verkopen? Dat alles vanzelf de goede kant opgaat, is een eeuwenoud cliché, schrijft Seifert. Lecoq merkt in haar conclusie op dat zelfs in de huidige schoolcurricula mannen nog steeds worden afgeschilderd als de grote nationale romanschrijvers, met een ‘belang’ voor vrouwen.
We zien dat in Frankrijk en Duitsland een jonge generatie vrouwen opnieuw de strijd aangaat tegen seksisme en diepgewortelde vooroordelen. In Frankrijk heeft de #MeToo-beweging een enorme impact gehad. De generatie van Lecoq wil de man-vrouwrelatie in Frankrijk ‘deseksualiseren’. Het beeld van ‘de Parisienne’ of ‘de Française’ is van oudsher seksueel geladen, denk aan het eeuwenoude cliché van de ‘oh la la’. Daar wil de jonge generatie vanaf. Het cliché is gebaseerd op dominantie, op een ongezonde machtsverhouding, die gepaard kan gaan met seksueel geweld. Dat is terug te lezen in de meest recente Franse literatuur – met schrijvers als Vanessa Springora, Camille Kouchner en Neige Sinno – waarin misbruik een belangrijk thema is.
Lees ook
Opstaan tegen seksisme in de literatuur
Toen ik met Lecoq in Parijs sprak, legde ze uit dat ze had geaccepteerd dat ze in haar leven geen volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen zou zien. Maar dat was, zei ze, geen reden voor somberheid, maar juist een aanmoediging om haar strijd voort te zetten.
Simone de Beauvoir schreef al dat vrijheid en gelijkheid van vrouwen nooit voor altijd gegarandeerd zijn, maar steeds opnieuw actief bevochten moeten worden. Dat dit ook voor onze tijd geldt, maken Lecoq en Seifert duidelijk – strijdbaar, grondig en welbespraakt.
[ad_2]