[ad_1]
Met bijna vijftig ingezonden gedichten reageerden de lezers van deze krant enthousiast op de oproep van de Wykein-redactie om zich te laten inspireren door de herfst. Juryleden Rianne Kramer, Ellen Stikkelbroeck en voorzitter Abe de Vries bekroonden drie verzen en gaven twee gedichten een eervolle vermelding.
De oogst heeft vaak te maken met ouder worden, met herinneringen, met veranderingen in de natuur die gepaard gaan met het seizoen van vallende bladeren. Het verbaasde ons niet dat het overgrote deel van de ingezonden gedichten de titel ‘Herfst’ of ‘Hjerst’ droeg. Ook de wereldberoemde Duitse dichter Rainer Maria Rilke noemde een van zijn gedichten kort en krachtig Kruidst . En ook hij sprak over vallende bladeren – zoals we allemaal ooit zullen vallen. ‘En toch is het een, welcher dieses Fallen / unendlich sanft in seinen Händen hält.’
Thema’s en motieven in gedichten zijn vaak universeel; de eigen bijdrage van de dichter is dan terug te vinden in een persoonlijke toon, een eigen stijl, treffend taalgebruik of een verrassende ‘twist’. De meeste bijdragers hebben geprobeerd hun gedichten een eigen tintje te geven. Ook al is niet iedereen er daadwerkelijk in geslaagd, elke poging is op zichzelf bewonderenswaardig.
Eervolle vermelding
Aan twee gedichten willen wij graag een eervolle vermelding toekennen. De eerste is het vers Welkom herfst! van de zeer jonge deelnemer Sybrich van Abbema (11 jaar oud). In haar vers is de komst van de herfst geen aanleiding voor bespiegelingen over de tijdelijkheid van het aardse bestaan, maar voor pure vreugde, spontaan op papier gezet: ‘Vrolijk dansen in de regen, / kastanjes verzamelen op de bospaden. / Herfst, ik heb je gemist, welkom terug.”
Welkom herfst!
Herfst, wat fijn dat je er weer bent.
Ik moest even wachten,
maar de bladeren dwarrelen weer rond.
De wind duwt mij opzij
En de regen klettert weer op de grond.
De herfst maakt mij blij!
Lekker gezellig thuis,
spelen met de bladeren.
Vrolijk dansend in de regen,
kastanjes plukken op de bospaden.
Herfst, ik heb je gemist, welkom terug.
Sybrich van Abbema (11 jaar), eervolle vermelding
De tweede eervolle vermelding gaat naar het gedicht Hjerst van Klaas Kooistra. Met weinig maar goedgekozen woorden roept het zowel een natuur als een zelfbeeld op waarin verval centraal staat: ‘stoarmen soargje / foar ferfoarmjen / fan ‘e krunen / roeispanen sa kreas’.
Hjerst
Laatste bleden
fan ‘e stralen
sykje no de grûn
tûken tyskje
dwyljend dûnsjend
nu en het loopt
stoarmen soargje
voor ferfoarmjen
fan ‘e krunen
roeispanen zijn kreas
wijzend naar
nee het westen
snijden nr
nee oost
het is
Westen
Klaas Kooistra, eervolle vermelding
De prijswinnaars
Dan de prijswinnaars. De derde prijs gaat naar een titelloos, intiem gedicht van Anna van der Meulen. In ‘gewone’ taal spreekt een ik-personage een geliefde aan die er niet meer is: ‘Ik wil je alleen maar vertellen / dat de herfst is aangebroken’. Er zullen waarschijnlijk kastanjes staan bij een boom achter in de tuin waar ze vroeger samen naar zochten, ‘maar ik kan er niet meer bij’.
*
Ik wil je gewoon een klein beetje vertellen
dat de herfst is aangebroken
en dat de regen,
nu je weg bent
is onverwacht veel natter.
Dat ik je gisteravond zag
zomaar ineens,
in mijn droom
en dat we op zoek waren naar kastanjes
Net als eerst
bij de boom.
Ik weet het, hij staat nog in de tuin,
naast de sloot bij het weiland.
Er moeten kastanjes zijn
maar ik kan er niet meer bij.
Ik wil je gewoon een klein beetje vertellen
dat de herfst is aangebroken
en ik jou tijdens deze dagen
nog fouter dan normaal.
Anna van der Meulen, derde prijs
Wees trots en trots is de naam van het gedicht van Jan van der Ploeg, winnaar van de tweede prijs. De eerste persoon praat met zijn partner in een opvallend vrije, meanderende vorm. Ze zijn allebei oud, maar ze zijn nog steeds samen, ‘achtervolging en voorspoed voor God’ . Het vers drukt vertrouwen en vrede uit. De wereld gaat door zoals gewoonlijk. ‘Het zal hem redden.’
Wees trots en trots
Het laatste nieuws is geweldig:
we zijn misschien niet bang!
De slordige hanen zijn zeer geschikt voor uitrusting.
Lykas de Fryske klokwaaier pake pat the tank beer hert:
rustgevend, regelmatig.
Als de helderdere ogen van de iepen verdwenen zijn, is er een kleine sprankeling
moge de glansventilator antieke diggelguod zijn.
Zo nu en dan dwaalden de grijzen van de grote buitentafel
door het laatste deel van de lege landen.
Zuigt het?
Buorman is een van de belangrijkste zaken die we kunnen doen.
En de ergste bladeren vallen geen fan ús apelbeam.
Het zou hem redden.
Wij hoefden alleen maar te lezen.
Kom op, daar gaat hij weer:
‘Zelf op hege jeerren sille hja noch fris en fruitig.’
Sokssawat. Ik stuitte er letterlijk gewoon op.
Mijn eigen gedachten worden steeds minder.
En ik wou dat de was een beetje beter had gekund.
Mar oor yn oor vergeet het niet!
Ik kan het me gewoon niet voorstellen,
wil je zonder mij?
Hier en daar in ons is elkaars hel,
Moge het van tijd tot tijd ferrinnen
en nu ben ik trots op je beste.
Twaalf kleine strikjes op een nieuwe holle
boppe de tafel voor gebed,
net als beammen bûgje, warleas onder storm,
maar vanwege trouw en vurigheid over haar lange ribben
vrees, bewaar en voorspoedig voor God.
Jan van der Ploeg, tweede prijs
Maar wij waren het meest onder de indruk van het gedicht Neitiid van Elbrich Vreeling. Iemand die zulke visuele en ritmische lijnen weet te schrijven als ‘De strjitten dampe trysjefleis en / reade biten ut (..)’, En ‘Het boldert lysterbeien, berberis, / verteert de klanken van Cohen’ Welnu, zo’n dichter kan de eerste prijs niet vermijden.
Neitiid
Het reinigt okerkleurige juwelen en heideperen.
De stjitten dampe trysjefleis en
lees uitgebeten. Sûnder lampe is
Het is allemaal jij en de gong; een
raak mijn pluskebiezem aan,
skûtel doek.
Het is een spinreach, diggelguod.
Je kamer weerspiegelt het
in een glimp van muren en het land-
ge skaad lâns mûle, noas nl
wangen; mijn neit
groeten.
Het boldert lysterbessen, berberisbessen,
geniet van de klanken van Cohen.
Waai uit en gakjen fan de
guozzen, dat is mijn langste
Buorrelet om te draaien
worden;
– rennen en rennen en rennen –
om te worden omgezet in marijejern,
oant in poppetonsje dat
har einlings deljaan kin.
Elbrich Vreeling, eerste prijs
[ad_2]