[ad_1]
Van metalhead tot orkestrator: Arnold Veeman (50) is het allemaal. In zijn nieuwe programma Vrienden neigt de in Drenthe wonende Groninger zelfs naar cabaret, al draait het nog steeds om de liedjes. “Voor mij komt het allemaal uit dezelfde bron.”
Hij maakte met Mien Lutje Laif een klassieker in de Groningse popmuziek, geschreven met #Lalala een grote hit – die echter nooit als zodanig werd erkend – en werkte samen met gerenommeerde artiesten, dirigenten, ensembles en orkesten. Maar om in zijn levensonderhoud te voorzien, geeft Arnold Veeman (50) nu parttime les aan het Roelof van Echten College in Hoogeveen.
Geef jij hier muziekles?
“Ja, sinds februari dit jaar. Ik heb een onderwijsbevoegdheid voor muziekgeschiedenis en compositie. Ook al heb ik geen schoolmuziek gestudeerd, ik mag wel lesgeven.”
Hoe voel je je daarover? Zijn er overeenkomsten met de prestaties?
“Ja, in de zin dat ik hier ook informatie wil overbrengen. Maar wat ik vooral belangrijk vind is het aspect talentontwikkeling. Natuurlijk heb ik een carrière in de muziek en wil ik mensen helpen ervaring op te doen. Dat heeft mij in het verleden ook geholpen. Ik heb een tijdje lesgegeven aan de Academie voor Popcultuur in Leeuwarden, totdat ik het te druk kreeg met mijn eigen werk. Dus muziek schrijven, optreden, dat soort dingen.”
Je gaf ook les in Kloosterburen, waar je in de oude basisschool woonde.
“Dat klopt, daar had ik natuurlijk genoeg ruimte. Maar dat had een keerzijde: het verwarmen van zo’n oud gebouw werd onbetaalbaar. Zeker toen alle optredens vanwege corona niet doorgingen. Tot dan toe speelde ik vijftig tot zestig keer per jaar, nu is dat een stuk minder.”
Om een lang verhaal kort te maken: je bent naar Borger verhuisd. Terwijl het Groningse land zo’n belangrijk thema is in je werk.
“Ik zou ook graag terug willen. Maar dan moet die mogelijkheid er wel zijn. Misschien zou ik graag dichter bij de stad willen wonen dan voorheen, of misschien zelfs in de stad. Ik ben er geboren en vind het een prachtige plek. Maar Borger is ook prachtig. Het Drentse landschap is zeker heel mooi.”
Is jouw vertrek uit Groningen de reden dat je het dialect in je nieuwe liedjes hebt verlaten?
“Nou, het is vooral fijn dat de mensen in de zaal begrijpen waar het over gaat. Ook als je bijvoorbeeld in Zeist optreedt. Maar in mijn nieuwe programma Vrienden er is gewoon een blok waarin de Groningse liedjes hun plek krijgen. Sterker nog, volgend jaar zal dat er wel zijn Mien Lutje Laif twintig jaar. Ik heb contact met het Haydn Jeugdstrijkorkest om er iets speciaals mee te doen.”
Dat is kenmerkend voor jou: je laat je niet vastpinnen op één bepaald genre.
“Ik merk dat dit soms ingewikkeld kan zijn voor boekers en voor het publiek. Want wat kunnen ze nu verwachten? Voor mij komt het allemaal uit dezelfde bron. Ik ben ooit begonnen met het maken van hoorspelen. Verhalen schrijven, decoreren met sounddesign en muziek. En toen voegde ik op een grappige manier mijn eigen stemmen toe. Ik heb er een hele wereld van gemaakt. En daar past alles in.”
Zou het kunnen dat je over twee jaar weer klassiek werk maakt? Of gewoon metaal?
“Dat zou zomaar kunnen. Vooral Zweedse death metal vind ik erg fascinerend. Ik weet eigenlijk ook niet waarom. Maar neem iemand als Tomas Skogsberg, die ergens in een hutje vlakbij Stockholm die gruizige bands opneemt. Die jongen stelt zijn eigen mengtafel en microfoons samen en juist dat zorgt voor een geluid dat mij zo aanspreekt. Als ik door een bos in Zweden rijd en dit gebeurt opnieuw, moet ik de muziek luid aanzetten. Dat past perfect. Althans: in mijn wereld.”
In een eerder interview vertelde je over de geluiden op de boerderij van je pleegouders in Pieterzijl. Over hoe je de krakende spanten, de trekveren en de piepende staldeuren in je muziek reproduceerde.
“Ik hoorde hoe de geluiden in elke kamer anders waren, dat de deuren allemaal hun eigen geluid hadden. De overgangen van ruimtes. Grappig dat je ernaar vraagt, want ik denk daar niet zo vaak meer over na. Maar die ontwikkeling zet zich natuurlijk door, ook nu ik de vijftig gepasseerd ben. Ik merk er niet eens meer van, het gaat vanzelf. Mijn nieuwe nummers staan in de gipsy jazzhoek. Maar dan luister ik naar echte gipsyjazz en denk ik: nee, dat is het niet.”
Er zitten allerlei invloeden in, maar ik kan er niet echt een etiket op plakken.
“Uiteindelijk denk ik dat mijn liedjes heel dicht bij chansons liggen. Dat is altijd het geval geweest. Zelfs in mijn metal zit een melodieus element. Ik hoor wel eens dat mensen die van Spinvis houden, mijn muziek ook waarderen. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Misschien komt het door de unieke manier van opnemen, waarbij niets wordt onderdrukt en je alles kunt horen.”
In je recente teksten kom je vaak geestig over.
“Mede dankzij mijn pleegouders. ‘Jongen,’ zeiden ze, ‘die muziek van je… Ben je blij?’ Dat zette mij aan het denken. Want ik ben natuurlijk niet alleen maar nostalgisch en melancholisch. Mijn pleegvader hield heel veel van George Brassens; vrolijke en eenvoudige muziek. Dat kwam in de buurt van wat ik echt leuk vond. Mijn nieuwe nummers zijn wat prozaïscher dan voorheen. En met twee gitaren en een contrabas muzikaal heel simpel.”
Nu speel je je avondvullende programma ‘Vrienden’. Hoe omschrijf je het zelf? Kleinkunst? Of gaat het richting cabaret?
“Ja, ik denk dat het daar een beetje heen gaat. Al ligt de nadruk toch echt op de muziek. Dat is de manier waarop ik het liefst mijn verhalen vertel. Eigenlijk gaat het over mijn vrienden, vroeger en nu. Mensen met wie ik nog steeds contact heb. Het zijn waargebeurde, mooie, stomme of soms ronduit lompe verhalen waar ik liedjes van heb gemaakt.”
En dus valt er veel te lachen.
“Ja natuurlijk, en dat ben ik helemaal niet gewend. De eerste keer flapte ik zelfs mijn tekst eruit toen er gelach in het publiek was. ‘Wat krijgen we nu? Ah, ze vinden het grappig.’ Het voelt heel fijn om die emotie met muziek op te kunnen roepen.”
Optredens
Arnold Veeman & Hot Club de Groningen spelen op zaterdag 18 november in De Oosterpoort, Groningen. De band bestaat verder uit Ronald Kamphuis (gitaar), Nick Daniels (gitaar) en Laurens Nijenhuis (contrabas). Entree: 18 euro. Overige voorstellingen: 13/1 De Amer, Amen; 11/2 Kerk, Nieuw-Schheemda (solo); 15/2 Kielzog, Hoogezand; 10/3 De Doorrit/Café Hammingh, Garnwerd.
Fryslân
Arnold Veeman is weliswaar in Groningen geboren, maar groeide onder meer op in Fryslân. “Mijn stiefvader Sjoerd Veeman is Fries. Hij komt uit een boerenfamilie in Marssum en is uiteindelijk in Makkum komen werken. Ik heb daar de basisschool en de middelbare school bezocht. Daarna zijn we verhuisd naar een boerderij in Piaam, een klein dorpje vlakbij. Het was prachtig om daar te wonen en ik had leuke vrienden. Daar hebben we veel gespeeld. Achter de dijk vissen, schaatsen. Kameleon, eet je hart op . Dat soort tijd.”
Hij had geen Fries accent, maar spreekt de taal vloeiend. “Ik vind het Fries een prachtige taal. Maar omdat mijn oom Doede Veeman in Fryslân heel bekend is, dacht ik: oké, ik moet niet iets in het Fries doen. Hoewel het nu, na al die tijd, misschien wel mogelijk zou zijn. Omdat ik veel van hem heb geleerd.”
[ad_2]