[ad_1]
‘Dit is het zwemgat. Het is deels door bewoners gebouwd. En ze redden het ook nog”, vertelt Djoke Reitsma tijdens een wandeling door het Friese dorp Reduzum (Roordahuizum). Ondanks het druilerige novemberweer verkeert het hellende strand in uitstekende staat.
Wij blijven lopen. Even verderop: “Hier ligt het sportcomplex met tennisbanen, een sporthal, jeu de boulesbaan en voetbalvelden. Het wordt grotendeels gerund door de bewoners.” Op hun initiatief werd ook de speeltuin gerenoveerd, vertelt ze. Er is een plan voor elektrische deelauto’s. En ook de nieuwe windmolen aan de rand van het dorp hebben ze zelf geregeld. “We zijn behoorlijk actief”, zegt Reitsma, voorzitter van de vereniging Doarpsbelang.
Jij kan het zeggen. Ruim 80 procent van de 1.100 inwoners van Reduzum is lid van Doarpsbelang; zo’n veertig mensen zijn echt actief, in een van de werkgroepen die zich inzetten voor specifieke thema’s, zoals wonen, groen en welzijn.
Mienskip Die gemeenschappelijkheid wordt hier genoemd. En gemeenschapszin wordt weer hip. Communities, burgerinitiatieven rond duurzaamheid (ook wel bekend als gemeengoed genoemd), ‘co-reliance’: in verkiezingsprogramma’s van GroenLinks-PvdA tot BBB en van NSC tot Volt kom je een groeiend verlangen naar commons en concepten als mienskip en de Twentse variant naïviteit.
Maar de aandacht voor collectieve organisatievormen en het herontdekte gemeenschapsgevoel roept ook de vraag op: gemeenschapsgevoel, hoe kon dat ook alweer?
Floor Ziegler lacht een beetje om die vraag: “Er is geen stappenplan voor”, zegt ze. Ziegler doet al 25 jaar gemeenschapswerk en publiceerde vorige week samen met co-auteur Teun Gautier het boek Een wereld van gemeenschappen. Daarin lopen ze door het land en praten met honderden mensen over gemeenschapszin in steden en dorpen.


“Juist als je er abstracte beleidsmodellen omheen probeert te bouwen, zoals stappenplannen of schema’s, gaat het mis”, zegt Ziegler. “Gemeenschappen gaan over mensen.” Als je dus wilt weten wat werkt, zegt ze, luister dan niet te veel naar de ‘experts’, maar naar de mensen die iets doen met hun gemeenschap.
Zoals Franke Remerie, oprichter van Land van Ons, een burgercoöperatie die sinds 2019 zo’n 300 hectare landbouwgrond heeft aangekocht om deze te vergroenen. Hij zegt: “Je moet sowieso goed nadenken over waar de focus op ligt. Anders wordt het een praatwinkel.”
Het is een kwestie van geduld en toewijding, zeggen Julia Jansen en Judith Veenkamp, die bij onderzoeksinstelling Waag Futurelab steun en onderzoek energiecoöperaties en andere commonsinitiatieven. “En het werkt overal net iets anders.”
Toch zeggen deze experts dat er overeenkomsten zijn tussen de initiatieven die succesvol zijn.
1
Een helder doel zonder vaag taalgebruik
Zonder een duidelijk doel gebeurt er helemaal niets. En daarvoor kun je beter niet de abstracte en technische taal uit beleidsdocumenten gebruiken, met termen als ‘duurzaamheid’, ‘biodiversiteit’ of ‘energietransitie’, zegt Floor Ziegler. “Daarom haken veel mensen af, hoor ik voortdurend op straat.”
Tijdens een project in Emmeloord ontdekten Ziegler en haar collega’s bijvoorbeeld door uitgebreide gesprekken met bewoners dat zij niets aan het begrip ‘duurzaamheid’ hadden. “Als je een bijeenkomst over duurzaamheid organiseerde, kwam er maar een handjevol mensen opdagen. Maar als je het had over ‘warmte’ of een ‘groene buurt’, dan was het bomvol: daar wil iedereen wel wat van.”
Dat melden ook Jansen en Veenkamp van Waag. Niet voor niets zijn energiecoöperaties waarin gemeenschappen zelf windturbines en zonneparken bouwen de afgelopen jaren vaak succesvol: “Dit is tastbaar en concreet in het dagelijks leven: groenere energie.”
Een succesvol recent project in Reduzum had tot doel de gasrekening van de bewoners te verlagen. “Dat heeft het halve dorp op de been gebracht”, zegt Djoke Reitsma. De dorpsvereniging organiseerde met geld van de kerk en de gemeente een energiescan voor wie dat wilde. Vrijwilligers installeerden tochtstrips, energiezuinige lampen en er werden waterbesparende douchekoppen uitgedeeld. Zo verduurzaamde het dorp een paar honderd huizen.
2
De juiste personen
Een gemeenschapsinitiatief staat of valt met de mensen die het doen. En dat is minder dodelijk dan het lijkt. Floor Ziegler beschrijft drie typen die in haar ervaring cruciaal zijn voor een functionerende gemeenschap: de initiator, de ‘creatieve’ en de ‘systeemverbinder’.
Initiatiefnemers zijn de sleutelfiguren, zegt ze. “Je vindt ze in elke buurt of dorp. Als je rondloopt en aan een willekeurige voorbijganger vraagt: ken je iemand die veel mensen kent, dan wijzen ze naar ‘Sjaak op de hoek’. Degene die het buurthuis heeft opgericht of een bus heeft omgebouwd tot voedselbank.” Dit zijn ook de mensen die een gemeenschapsinitiatief zo kunnen starten dat anderen zich daarbij willen aansluiten.
Dan heb je mensen die, in de woorden van Ziegler, meer ‘systemisch’ zijn: zij kunnen een brug slaan tussen het gemeenschapsinitiatief en de overheid of grote bedrijven, waar beleid wordt gemaakt en geld wordt verdiend. De mensen die contact leggen met een ambtenaar, of de ambtenaren zelf die in een wijk wonen. “Dat heb jij ook nodig. En dat zie je vaak misgaan: initiatieven die los staan van de belangen van de gemeente of financiers vallen op een gegeven moment in duigen.”
Dan de ‘creatieven’. Dit zijn niet per se kunstenaars, maar mensen die ‘over grenzen heen’ kunnen denken, aldus Ziegler. “Er komt altijd een moment dat een gemeenschap sluit en uit te veel dezelfde mensen bestaat. Te veel bingoliefhebbers, te elitair, te oud. Dan heb je creatieve mensen nodig die er ook anderen bij betrekken.”
Djoke Reitsma van Doarpsbelang in Reduzum herkent de drie typen direct. “Ik zou ze gemakkelijk in ons bestuur kunnen benoemen.” En volgens haar is het ook zo dat als je niet oppast, gemeenschappelijkheid kan omslaan in bekrompenheid. “Het is altijd belangrijk om op te passen dat een gemeenschap niet te gesloten wordt.”
3
Een crisis is onvermijdelijk
Al die verschillende soorten pakken natuurlijk niet altijd even goed uit. Bij vrijwel elk gemeenschapsinitiatief ontstaat er wel eens een crisis, zegt Floor Ziegler. “Je kunt er de klok mee instellen. Na een jaar of drie, vier is het aanvankelijke enthousiasme vaak verdwenen, wordt het lastiger om het vol te houden, haken mensen af of is het geld op.” Dat is bijna niet te voorkomen, dus de vraag is hoe je als gemeenschap uit zo’n crisis kunt komen.
Voor andere fases van een initiatief zijn andere mensen nodig, zo merkte ook Franke Remerie van Land van Ons. Toevallig trad hij deze week af (na inderdaad vier jaar als voorzitter). “Ik merkte dat ik me aan bepaalde dingen begon te irriteren. Dat was een teken dat het tijd is om het stokje door te geven.”
Volgens hem heb je in gemeenschappen, met een wat lelijke term, ‘verbindend leiderschap’ nodig. En tegelijkertijd moeten de zaken zo nu en dan echt door elkaar geschud worden – een vrijwel onmogelijke combinatie. “Soms moeten er koppen rollen om een initiatief vooruit te helpen. Je moet dit op zo’n manier doen dat er niet te veel wrok achterblijft. En dat is niet altijd makkelijk.”
Remerie is volgens hem meer een initiatiefnemer dan iemand die zich graag met de systemen bezighoudt; hij is nu bezig met het opzetten van een nieuw gemeenschapsinitiatief voor vergroening en democratische vernieuwing, De Groene Sprong. Motto: ‘Nederland moet op zijn kop’.
Het zijn gewoon mensen in die gemeenschappen, zegt Floor Ziegler. “De grap over gemeenschappen is dat je, omdat ze vrij klein zijn, problemen veel sneller samen oplost, in plaats van boos te worden op ‘de overheid’.”

4
Begin lokaal, groei digitaal
Opvallend is dat veel succesvolle initiatieven sterk verbonden zijn met een fysieke plek: een dorp, een wijk, een specifiek stukje landbouwgrond dat vergroend wordt. Ziegler beschouwt een fysieke plek om samen te komen als vrijwel onmisbaar voor gemeenschappen.
Waarom werkt het online minder goed? “Ik denk dat dat te maken heeft met het geluk dat je ervaart als je samen iets creëert, iets doet op een tastbare plek waar je heen kunt. Uw kinderen zien met andere kinderen. Of bouw samen een natuurspeeltuin. Dat soort geluk heb je niet op internet.”
Franke Remerie kijkt daar anders tegenaan: “Met alleen lokale initiatieven die plaatsgebonden zijn, blijven het toch kleine druppeltjes op een gloeiende plaat.” Volgens hem moeten commonsinitiatieven een digitale component hebben als ze echt iets willen veranderen.
Er schuilt een zeker idealisme in veel commons- en gemeenschapsinitiatieven: ze gaan vaak over vergroening en zijn gebaseerd op de overtuiging dat gemeenschap goed is voor mens en planeet.
Hierdoor ontstaat een fundamenteel dilemma tussen kleinschaligheid en impact: enerzijds gedijen deze gemeenschappen door nabijheid, eenvoud en persoonlijke betrokkenheid, maar tegelijkertijd willen de mensen erachter ook serieuze veranderingen initiëren.
Een groener, collectiever, toekomstbestendiger Nederland: losse wijkinitiatieven alleen zijn niet genoeg, zegt Judith Veenkamp van Waag. “Een groep enthousiaste buurtbewoners, ja, dat is een belangrijk begin, maar er is veel nodig om het hele energie- of voedselsysteem te veranderen.”
De Coöperatie van stadsmakers van Floor Ziegler en Teun Gautier probeert initiatiefnemers in de wijken zelf en via appgroepen met elkaar te verbinden, om zo een ‘netwerk van netwerken’ te creëren. Uiteindelijk hopen zij dat al deze lokale initiatieven samen zullen leiden tot een grote verandering in de manier waarop Nederland sociaal en democratisch georganiseerd is. “En dat regeringen meer ruimte en middelen zullen geven aan gemeenschapsinitiatieven en met hen zullen samenwerken als een gelijkwaardige partner.”
Ja, dat zou mooi zijn, zegt Djoke Reitsma van Doarpsbelang. “Ik denk dat politici vaak onderschatten hoeveel werkgemeenschappen hen uit handen kunnen nemen. Mensen willen een bijdrage leveren.” Maar voorlopig heeft Reduzum geen plannen om de gemeenschapszin ‘op te schalen’ of er een exportproduct van te maken mienskip: “We zijn hier al druk bezig.”
[ad_2]