[ad_1]
Vlaamse en Duitse teams helpen boeren 300 kilometer van de Nederlandse grens met het opbouwen van hekken tegen de wolf. Het initiatief ligt er bij natuurorganisaties. Hoe anders is dat hier.
Op een boerenweiland rijdt een trekker met een kleine heimachine. Een man loopt erachteraan met een houten paal. Hij seint naar de chauffeur. Plof-plof-plof. De paal zit muurvast in de grond. Volgende. Zo gaat dat tientallen keren vandaag in het Duitse dorpje Gifhorn, voorbij Hannover richting Wolfsburg.
2 kilometer verder ligt nog een weiland van deze boer. Hier staan de houten palen al in de grond en zijn vijf vrijwilligers bezig met de volgende stap. De zon schijnt over de bosrand en de rivier. Het is stil, op het vertrouwde bzzzt van een accuboor na, dat met regelmatige tussenpozen klinkt. „Luister goed”, zegt Peter Schütte tegen niemand in het bijzonder. Hij is projectleider van dit Duitse hekkenbouwteam. „Dít is een belangrijk geluid; je hoort hoe een goed hek wordt gebouwd.” Een voldane zucht volgt.
Hier komt geen lullig hek. Voorheen stonden hier schapennetten. Nu verrijst er een stevige permanente afrastering van 1,20 meter hoog met vijf draden en een goede mep stroom. Een hongerige wolf mag hier niet meer in komen. Om deze 4 hectare schapenland komen 150 palen. Op elke paal vijf plastic dopjes waardoorheen het stroomdraad moet. Elk dopje behoeft twee schroefjes. Een snelle rekensom: 1500 schroeven.
In zijn eentje zou de boer er vier weken over doen om het neer te zetten. Maar in de deelstaat Nedersaksen in Duitsland staat een heel team aan vrijwilligers het werk te doen. Het kost de boer alleen een warme maaltijd tussen de middag. Een stomend bakje erwtjes, wortels, aardappels met worst.
Expertise en extra handen
Dit project Herdenschutz Niedersachsen is opgezet door de Naturschutzbund Deutschland (NABU). Het idee: boeren hebben nooit gevraagd om de wolf en kunnen zodoende best wat hulp gebruiken. Want hoe bescherm je jezelf tegen een roofdier dat anderhalve eeuw is weggeweest? In 2011 keerde de eerste roedel wolven terug in Nedersaksen. Sinds 2017 (toen leefden hier achttien roedels) kunnen veehouders zich in dit gebied daarom melden bij de NABU.
Het gaat niet alleen sneller omdat meer handen lichter werk maken. Bij het Herdenschutz-project zit ook expertise over hekken, subsidies en waakhonden. Hoe zorg je bijvoorbeeld voor een goede stroomtoevoer? Hoe maak je de zwarte dopjes (‘isolatoren’) vast aan de paal?
Bij het project komt altijd vooraf iemand langs om de situatie te bekijken. „Elke weide is anders, er is geen standaard”, vertelt projectleider Peter Schütte. Afrastering is nooit onmogelijk, ook niet op dijken. „Maar ga je voor vaste afrastering of een mobiele omheining? En welke materialen gaan we gebruiken?” Het project zorgt vervolgens voor vrijwilligers om de hekwerken te bouwen. De boer helpt zodat hij weet wat hij moet doen als het raster onderhoud nodig heeft.
Internationaal hulpteam
De hulp komt op deze dag in Gifhorn niet alleen uit Duitsland. Ook vijf Belgen van het Vlaamse Wolf Fencing Team zijn gekomen om deze dag te leren van hun Duitse collega’s.
Die Belgen doen een paar honderd kilometer verderop precies hetzelfde als in Nedersaksen en geven gratis informatie, expertise en vrijwilligers aan boeren die hun dieren willen beschermen tegen de wolf. In België leven inmiddels vier roedels. „De missie vanuit het Wolf Fencing Team is echt om veehouders te ondersteunen in het samenleven met de wolf. Wij willen niet vanaf de zijlijn zomaar wat roepen”, zegt Pepijn T’Hooft (36) die als wolvenspecialist vanuit WWF België meewerkt. „Inmiddels hebben al 1200 veehouders een beroep op ons gedaan.”
Net als in Duitsland is dit Belgische hekkenteam opgericht door natuurclubs: de Vlaamse natuurbehoudsvereniging Natuurpunt, het wereldnatuurfonds WWF en de Waalse natuurbeschermer Natagora. De vrijwilligers komen uit de eigen achterban. Zo ook bij het Duitse milieubeschermingsclub NABU, die kan bogen op 128.000 leden. Sinds de start van het wolvenproject zijn hier al tweehonderd vrijwilligers getraind en zijn er vier personen betaald mee bezig.
Andere houding dan in Nederland
Dat natuurorganisaties hierin de leiding nemen lijkt een detail, maar is eigenlijk opvallend. Want waar medewerkers van natuurorganisaties in Duitsland en België voor zichzelf een taak weggelegd zien om boeren te helpen met de omslag naar een samenleving met wolven, gebeurt dat in Nederland niet.
In de media wilden natuurorganisaties als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer in Noord-Nederland het afgelopen jaar überhaupt nauwelijks reageren op berichtgeving over wolf. Heftige bedreigingen bij boswachters waren de aanleiding voor die houding. De redenatie achter de radiostilte: die wolf is niet van ons.
Wolf Fencing Zuid-Nederland
Mathilde Klaasse is een van de drie initiatiefnemers van Wolf Fencing in Zuid-Nederland. Zij trapten begin dit jaar af. ,,Wij zijn opgestart uit frustratie, omdat het in België allemaal zo goed geregeld is terwijl het in Nederland maar niet van de grond komt.”
Het loopt nog wat stroef, erkent Klaasse. ,,Wij zijn met drie vrijwilligers die het allemaal in eigen tijd doen. We waren voortvarend, maar hebben er een eigen baan naast. In België krijgt een aantal projectleiders betaald om vrijwilligers aan te sturen. Daar worden elk weekend rasters gezet. Dat zouden we hier ook willen.”
Zouden Nederlandse natuurorganisaties dan niet moeten helpen om een hekkenteam op poten te zetten zoals in Duitsland en België? ,,Ik vind dat de politiek aan zet is om zo’n organisatie op te tuigen, niet de natuurorganisaties”, zegt Klaasse. Zij werkt zelf bij Staatsbosbeheer. Vanuit haar ervaring verwacht ze dat boeren niet zitten te wachten op hulp van natuurorganisaties. ,,Bij het algemene publiek worden wij als wolvenknuffelaars weggezet.”
Van dat pro- en anti-wolvensentiment moeten we af, vindt Klaasse. ,,Die wolf is er gewoon. Die gaat niet meer weg.”
Zij speelt daarom liever een constructievere rol. ,,Feit is: boeren worden geconfronteerd met iets waarvoor ze hun bedrijfsvoering moeten omgooien. Dan is het te makkelijk om naar de veehouder te roepen: ‘De wolf is hier, veel plezier ermee’. We moeten ons sámen inzetten om met de wolf te leven.”
Dat betekent niet dat er nooit is geprobeerd om een eigen Wolf Fencing Team op te zetten. Die stierf een paar jaar geleden echter een stille dood door gebrek aan animo bij vrijwilligers en overheden. Inmiddels is er wel een Wolf Fencing Zuid-Nederland (zie kader).
Ziet Hans Alting, woordvoerder namens Staatsbosbeheer Noord-Nederland, ook geen taak weggelegd voor zijn organisatie om boeren meer te ondersteunen? „Ik vind zeker dat boeren goed ondersteund moeten worden in bescherming van hun vee.”
Het is volgens hem goed om te beseffen dat het in Nederland anders werkt dan in België en Duitsland. ,,Hier zijn de provincies aan zet voor het maken van beleid. We zitten namens de terreinbeherende organisaties in de provinciale gebiedscommissie en pleiten daar ook voor het beschikbaar stellen van voldoende geld voor veebescherming.”
Maar ondertussen is het voor veel boeren in Noord-Nederland een beetje zwemmen. De provinciale wolvencommissies van Drenthe en Friesland organiseren weleens praktijksessies over hekken en hebben twee parttime wolvenconsulenten bij wie boeren terechtkunnen met vragen. Maar dat komt niet in de buurt bij de praktische, ongecompliceerde en grootschalig opgezette hulp zoals die in Duitsland of België gegeven wordt. De provincie laat schriftelijk weten voor zichzelf geen rol te zien om boeren actiever te begeleiden bij bescherming van vee. ‘Die verantwoordelijkheid ligt bij de eigenaren van landbouw(huis)dieren.’
Werken die wolvenhekken niet?
De organisatie Werkgroep Wolf Nederland vindt dat er een verkeerde beeldvorming is omtrent de effectiviteit van wolfwerende hekken.
Taxateurs die langskomen na een wolvenaanval, rapporteren de situatie. Het hekwerk heet soms schapenraster, soms bedrading en soms wolfwerend raster. Niet duidelijk is of de term ‘wolfwerend’ hier een waardeoordeel is of echt voldoet aan de eisen. T axateurs geven geen tekortkomingen door bij hekken bij uitvoeringsorganisatie BIJ12. Een hek dat in de boeken staat als ‘wolfwerend’, wordt dus niet aan een kwaliteitscontrole onderworpen.
Op de achtergrond trekken fracties in de Provinciale Staten van Friesland en Drenthe het nut van wolvenhekken openlijk in twijfel. Het Drentse provinciebestuur wil niet alleen op hekken inzetten en pleit bij de Europese Commissie voor een verlaagde beschermde status van de wolf.
Er zijn gevallen bekend waarbij de wolf beschermde schapen aanviel. Maar of je daarmee kunt concluderen dat wolvenrasters niet werken, is de vraag.
In totaal werden er tussen januari 2022 en juni 2023 bijna duizend stuks vee, vooral schapen, gedood door een wolf in Drenthe, Groningen en Friesland, volgens cijfers van BIJ12. Van die 219 aanvallen was er slechts twaalf keer sprake van schapengaas of rasters met de minimale hoogte van 120 centimeter. In de meeste gevallen stond er een hek met één of twee draden. Door te weinig bescherming zouden volgens dierorganisaties zelfs ‘probleemwolven’ worden gecreëerd: dieren die gewend raken aan schapen als diner.
Honderd procent ‘wolfproof’
De hekken van het project Herdenschutz Niedersachsen zijn honderd procent ‘wolfproof’. Dat bezweert projectleider Peter Schütte. Toegegeven: tweemaal was er toch een aanval. Maar telkens mankeerde er in die gevallen iets aan het hekwerk. Een nettenomheining bleek na 18 maanden achterstallig onderhoud schots en scheef gezakt. De andere keer had een boer niet geluisterd naar adviezen en hing de onderste draad te hoog.
„En natúúrlijk stond er de volgende dag in de krant dat NABU het hek had gebouwd. Maar ik wist zodra ik het verslag zag dat de eigenaar van het vee zijn werk niet had gedaan. Dus daarom zeg ik nog altijd: we hebben 350 weilanden omheind en in zeven jaar nog géén aanval”, meldt Schütte trots.
Volgens hem zijn veel van de 150 geholpen boeren echt tevreden en komen er nieuwe aanvragen binnen door mond-tot-mondreclame. In vijf jaar tijd deed het Herdenschutzteam 350 consulten en bouwde ruim 400 kilometer omheining rond een gebied van in totaal 1700 hectare.
De Nedersaksische hekwerken hebben volgens twee onderzoeken door NABU geen negatieve impact op andere dieren. „We weren hiermee alleen wolven en wilde zwijnen. Al het andere, zoals herten, dassen, vossen, kunnen door dit hek.”
Een goede afrastering kost wel wat centen. Maar volgens Schütte moet je die investering ook weer niet overdrijven. „Dit hek hier in Gifhorn rond 4 hectare land kost 10.000 euro. Maar als je dat berekent over de 25 jaar dat het er staat, vind ik dat niet zo heel duur. En je krijgt er ook nog eens veel overheidssteun voor. Op een gegeven moment moet dit voor elke veehouder de normaalste zaak van de wereld zijn: er is een roofdier, dús ik bescherm mijn dieren.”
Geen rozengeur en maneschijn
Toch blijft er bij veel boeren koudwatervrees voor wolfwerende hekken. Volgens Schütte neemt het aantal wolven nog toe in de omgeving omdat veel mensen hun vee nog niet goed beschermen. Chagrijn over de wolf is er ook in Duitsland meer dan genoeg. Dit voorjaar werd er zelfs een afgesneden wolvenkop voor een kantoor van NABU gelegd. De tong van het dier er zelfs uitgesneden, mogelijk toen hij nog leefde.
De tegenstand merkt Annette Siegert (48) ook. Zij is een van de Duitse vrijwilligers die hier de hekken in elkaar zet. Zij knoopt een metalen draad die ervoor moet zorgen dat de stroom straks op het gehele raster komt. In 2017 raakte Siegert betrokken bij dit project, nadat haar eigen dieren – vier schapen en drie paarden – een hek kregen. „Sommige boeren doen echt hun best hier, anderen doen niks. Die vinden je een verrader als je wel meedoet aan dit project. Ik ken iemand die meedeed vanwege zijn paarden. Zijn buren waren zo boos dat ze de banden van zijn trekker lekstaken.”
„Maar we zien ook: twee jaar later gaat de telefoon en gaan zulke buren soms opeens overstag. Omdat ze zien dat het werkt.”
Het werkelijke wolvensentiment is minder slecht dan pers en sociale media het soms laten lijken, vindt projectleider Schütte. „Om politieke redenen worden wolventegenstanders en wolvenvrienden vaak uit elkaar gedreven. Maar ik merk dat veel mensen constructief proberen te denken. Ze willen oplossingen.”
Een leerzame dag
Voor de Belgen is het in Gifhorn een soort teambuilding én een leerzame dag. Marie de Geyter (27) is nog maar anderhalve maand actief bij het Vlaamse hekkenteam. Ze friemelt aan een ingenieuze knoop: de aanhechting voor de ijzerdraad op het eerste paaltje en kijkt steeds naar het voorbeeld eronder dat een collega al heeft gemaakt. ,,Oeps, dit gaat helemaal mis.” Ze kan er wel om lachen.
„Ze hebben hier natuurlijk wel een andere aanpak”, stelt haar collega Pepijn T’Hooft (36). ,,De subsidies liggen hier anders: boeren krijgen nieuwe hekken volledig gesubsidieerd. Bij ons is alleen de aanpassing gesubsidieerd. Daarom moeten wij bricoleren : hier en daar een draadje toevoegen.” Dat bricoleren – Vlaams voor knutselen – werkt volgens T’Hooft een stuk minder efficiënt. „Eigenlijk hoop ik dat in Vlaanderen ook te kunnen aantonen. Het zou toch wel interessant zijn om die Duitse methode mee te nemen naar huis.”
T’Hooft merkt dat de hulp echt nodig is bij boeren. „Er zijn best wel veehouders die het al perfect zelf doen. Maar voor sommigen, vaak oudere boeren, is het echt technisch allemaal niet zo evident.”
Naast T’Hooft draait Vlaming Dirk Raeymakers (56) zich om. Hij was schroefjes in de houten palen aan het boren en heeft zich recent aangemeld als preventieadviseur bij het Wolf Fencing team in Vlaanderen. Lekker in de vrije buitenlucht met de handen aan het werk, dat spreekt hem enorm aan.
Wanneer hij hoort dat de verslaggever een verhaal schrijft voor een Gronings-Drentse en Friese krant, weet Raeymakers daar nog wel iets over te zeggen. In het Zuiden is het anti-wolvensentiment van onze regio berucht. ,,Ik was laatst op een conferentie bij ons in de buurt. Daar werd over de wolf gezegd: ‘In Drenthe is de geest uit de fles. En die krijg je er niet meer in’.”
Beschermingshonden
In het weiland in Gifhorn worden ook kuddebewakingshonden ingezet. Ook daar geeft het Herdenschutzprogramma informatie over. In Nederland willen veel veehouders niet aan zulke honden. Grootschalige schapenhouders zouden te veel honden nodig hebben, en daaraan dus te veel geld en tijd kwijt zijn.
In de zomer zouden ze bovendien minder dieren nodig hebben dan ‘s winters. Ook kan de parasiet neospora door uitwerpselen van honden bij koeien terechtkomen, wat zorgt voor een abortus bij drachtige dieren. Die kans is met name als schapen in de winter op boerenland staan. Het meest gebruikte argument tegen kuddebewakingshonden is dat ze voor omstanders te gevaarlijk zouden zijn om (onbeheerd) bij schapen in de wei te zetten.
Schütte vindt dat geen goed argument. ,,Ja: je moet wel affiniteit hebben met honden. En ja: voer en dierenartskosten zijn niet goedkoop. Maar als je een beetje op de hoogte bent van het ras en je kiest een hond die bij je past, dan werkt het erg goed tegen de wolf. Je moet alleen wel veel investeren om het goed te doen.”
[ad_2]