Wat moet je doen als je wel wilt praten maar geen vragen hebt? | column Jantien de Boer

[ad_1]

De zaal was vol. Veel voller dan verwacht. ‘Pak er maar één,’ merkte een vrouw op, terwijl ze naar een stapel stoelen knikte.

Ik zat met mijn rug tegen de bar en leunde naar mijn buurman. Ze werkt op de afdeling overlijdensberichten van de krant en was er zeker van dat ze vanavond iets zou leren.

Mensen praatten met elkaar, ze dronken thee, ze kwamen naar de theaterkerk in Nes om te praten over ‘geestelijke gezondheid op het platteland’. Buiten plegen meer mensen zelfmoord dan in de stad en er heerst ook meer stilte.

Een hand op een rug, een knijpbeweging op een schouder

Een dame vertelde over haar man die nooit had leren praten. Iemand in het midden zei dat hij anderen wilde helpen, maar hoe doe je dat als je niet weet welke vragen je moet stellen? Of het binnen stil blijft?

De expert op het podium zei dat een hand op de rug, een knijpbeweging op een schouder nabijheid kan creëren.

Tijdens de pauze mopperde een dame uit het publiek over ‘helpertaal’. Daar kwam je bij boeren niet aan toe.

Ik dacht aan koeien, aan samen over een stalhek leunen, aan kletsen over vee. Alles is fijner dan tegenover elkaar aan tafel zitten, in stereo in je koffie roeren en dan, als een stukje suiker, een persoonlijke vraag laten vallen. Dichtbij komen vereist het juiste moment. Of verschuilen we ons achter dat zogenaamde perfecte moment dat zich bijna nooit voordoet?

Verhalen waar je niet over kunt praten omdat ze geheim zijn

De dame die kritiek had op het taalgebruik van hulpverleners zei dat de dynamiek in dorpen contraproductief kan zijn. Soms zijn er verhalen waar je niet over kunt praten omdat ze geheim zijn. Soms weet je iets wat je niet mag weten en word je daardoor gegijzeld.

Er kwam een ​​boer aan het woord. Hij bekritiseerde het plichtmatige “Gaat het?” dat hij vaak hoort van bezoekers. “Mensen hebben een aandachtsspanne van min vijf en tijd is altijd geld.” Dat maakt het nog ingewikkelder om het deksel van je hoofd te halen.

Iemand anders vertelde dat ze ooit was opgenomen omdat ze depressief was. Ze had zich vreselijk eenzaam gevoeld en als ze soms pijn had, voelde ze wat mensen dachten: ‘Ooh, wat is er gebeurd?’ Maar haar hoofd was al lang genezen.

Het publiek klapte liefdevol. Ze wilden meer praten, om slecht, erger en ergste te voorkomen.

Mistige witte wereld

Op de terugweg naar huis reed ik door een mistige witte wereld. Ik keek naar uitgestrekte velden met daarin grote stille boerderijen. De maan scheen koel wit op de met suiker bedekte daken. Er lagen mensen onder, of misschien waren ze wakker.

Wat wisten wij eigenlijk van elkaar?

Een andere bestuurder reed vlak achter mij. Hij dacht waarschijnlijk dat ik sneller moest gaan, dat ik 80 kon halen, maar ik wilde nog niet dood. Bij de volgende minirotonde heb ik dus een extra rondje gereden. De auto erachter stond nu voor.

‘Kom op,’ siste ik. Maar de bestuurder reed ook 70. Ook hij was voorzichtig. Ook een beetje zielig. Zoals ik. We volgden zorgvuldig de strepen, de paaltjes, de borden in de mist.

“Hoe was het?” vroeg W. thuis. ‘Ja, leuk,’ zei ik. En niets anders.

jantien.de.boer@lc.nl

[ad_2]

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *