[ad_1]
‘Asociale buurt of een succesvol experiment?’ was de kop boven een artikel in het dagblad Het Vrije Volk van 27 november 1976 over de Kasbah, de toen drie jaar oude woonwijk in Hengelo ontworpen door Piet Blom met 184 huizen op palen. Aanleiding voor het artikel was een open brief van zeven Kasbah-bewoners aan de gemeenteraad. In deze brief klaagden zij niet alleen over ‘vuilnis, tocht, geluidsoverlast en stank van katten en honden’ in hun buurt, maar ook over de ‘filosofie van Piet Blom’. Volgens de klagers werkte ‘samenwerken en toch vrij zijn’ niet.
Dit werd tegengesproken door andere bewoners. “Er is geen wijk in Hengelo waar zoveel gebeurt”, zegt mevrouw Van der Kaars bijvoorbeeld. “Zo hebben de bewoners zelf een onderkomen voor kleinvee en kippen gecreëerd en tuinen aangelegd.”
Ook Blom werd om een reactie gevraagd. Hij verklaarde droogjes dat hij op de hoogte was van de dunne muren van de woningen, maar dat het overgrote deel van de bewoners daar niet over klaagde en er dus kennelijk naar tevredenheid woonde.
De Kasbah is de meest spraakmakende van de 64 wijken met in totaal tienduizend woningen die in de jaren zeventig zijn gebouwd als onderdeel van het ‘experimenteel woningbouwprogramma’ dat het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in 1968 startte. De experimenten werden gesubsidieerd door de centrale Het kabinet is ontstaan uit onvrede over de grootschalige modernistische nieuwbouwwijken vol galerijflats en rijwoningen die overal in Nederland in de jaren 1955-1970 werden gebouwd.
Al in het begin van de jaren zestig kwamen architecten van de Forum-beweging, geleid door het zelfbenoemde geweten van de Nederlandse architectuur Aldo van Eyck, in actie tegen de ‘onmenselijke’ nieuwe buitenwijken. Van Eyck contrasteerde de industrieel vervaardigde, uniforme huizen voor de massa met ‘de architectuur van het andere idee’. Vreemd genoeg zocht hij de inspiratie hiervoor niet in de gezellige, oud-Hollandse steden, maar ver van huis, in Noord-Afrika. In kasbahs bijvoorbeeld, de dichtbebouwde vestingwijken in Marokkaanse steden, zag hij een model staan voor gastvrije woonwijken en gebouwen met een menselijke maat. Van Eyck introduceerde de ‘configuratieve methode’, die tot zijn ergernis bekend zou worden als ‘structuralistisch’. Dit betekent dat grote gebouwen en wijken ‘klein’ worden gemaakt door ze te bouwen vanuit ‘configuraties van kleine elementen’.
Altijd onderweg
Ook Piet Blom, zoon van een groenteboer in de Amsterdamse Jordaan die Van Eyck ooit zijn ‘briljantste’ student noemde, had een hekel aan de nieuwbouwwijken. Door de modernistische scheiding van werk, wonen en vrijetijdsbesteding in de naoorlogse stadsontwikkeling was de hedendaagse mens nergens thuis, meende Blom. “We zijn altijd onderweg en raken steeds verder van huis”, zei hij in 1971 in een interview met De tijd, toen hij al twee jaar bezig was met het configuratieve ontwerp van de Kasbah. “Honderdduizenden kunnen in nieuwbouwgebieden wonen”, zei hij. “Een omgeving waarin je doodgaat van het zitten, praten, roken, drinken en vrijen, is dat geen woningnood?”
De Kasbah zou een radicale breuk zijn met de arme Nederlandse woningbouw, beloofde Blom. De scheiding van functies zou zijn opgeheven: zijn experimentele wijk zou niet alleen woningen omvatten, maar ook ruimten voor winkels en werkplaatsen.
Bovendien werden alle woningen op betonnen palen geplaatst, zodat ze ‘een stedelijk dak’ vormden waaronder allerlei activiteiten konden plaatsvinden. Als het aan Blom ligt, bruist het leven tussen de drijvende huizen. Er zouden nozemhoeken, aquaria of een ritsenfabriek kunnen zijn, liet hij zien in een beroemde tekening van de begane grond van de Kasbah. Ook was er ruimte voor ongedierte, stille processies, minnaars en beppie (uit de Jordaan). Alles was mogelijk, behalve één ding: er was geen ruimte voor de auto.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de Kasbah niet ver van het station en de fabriekshallen van de Royal Stork Machinefabriek in Hengelo zou worden gebouwd. Maar uiteindelijk belandde de wijk met 184 bakstenen huizen met rode pannendaken aan de rand van de nieuwe wijk Groot Driene. Daar is de Kasbah, met een bebouwingsdichtheid van 100 huizen per hectare, nog steeds een vreemde enclave in het gebied dat, zoals vrijwel alle Nederlandse buitenwijken uit de jaren 60 en 70, slechts 25 woningen per hectare telt. Vooral gezien vanuit het park aan de Jacques Perkstraat lijkt de experimentele wijk van Blom een vreemd fort op poten, wachtend op de overstroming.
Kippenhok
Het fort heeft de halve eeuw van zijn bestaan wonderwel overleefd. Zelfs het grote kippenhok dat vroeger werd gebouwd voor de kippen en dat Piet Blom cadeau deed aan de eerste bewoners, staat er nog steeds. En ondanks het neoliberale huisvestingsbeleid dat bedrijven de afgelopen kwart eeuw dwong hun huizen te verkopen, zijn alle huizen in de Kasbah nog steeds sociale woningen.
Er is geen spoor van asociale toestanden en verval, waar de eerste bewoners in 1976 over klaagden. Integendeel, na een grondige restauratie die inmiddels vrijwel voltooid is, ziet de Kasbah er weer als nieuw uit. Woningstichting Welbions laat binnenkort zelfs extra woningen op de begane grond bouwen, zodat oudere bewoners die moeite hebben met de lange trap naar de entree van hun woning er kunnen blijven wonen.
Toch is het leven onder het stedelijke dak niet zo levendig geworden als Blom voor ogen had. Ironisch genoeg worden de open ruimtes onder de verhoogde huizen grotendeels gebruikt voor het parkeren van heilige koeien, zoals Blom auto’s noemde. En het buurthuis, café de Kasbar en de winkels met snuisterijen en modelspoorbanen zorgen niet voor meer drukte dan in de rest van Groot Driene. Ook voor de grootste attractie van de Kasbah, die in 2013 werd geopend Piet Blommuseum er is geen storm. Het enige museum in Nederland dat gewijd is aan het werk van een 20e-eeuwse architect en dat een mooi overzicht biedt van het vrolijke en optimistische oeuvre van Piet Blom, is alleen op afspraak te bezoeken.
Lees lijst
[ad_2]