[ad_1]
Overwinningen worden in de politiek nooit op bescheiden wijze gevierd, behalve als voorzitter van de Tweede Kamer. Dit wordt over het algemeen gevierd met een bijna protestantse ernst, die de ernst van het ambt moet weerspiegelen. Maar dit jaar brak Martin Bosma met die conventie. Op 13 december werd het PVV-Kamerlid met 75 stemmen gekozen tot voorzitter van de Tweede Kamer, tegen 66 voor Tom van der Lee van GroenLinks-PvdA. Bosma stond op, knoopte zijn jasje dicht en vierde uitbundig zijn overwinning, zwaaiend om hem heen. Hij omhelsde zijn fractieleider – en sinds 2004 politieke bondgenoot – Geert Wilders, breed glimlachend.
De Kamerleden in de plenaire zaal begrepen het. Als iemand voorzitter van de Tweede Kamer wilde worden, was het Martin Bosma. Twee keer eerder had hij het geprobeerd, twee keer was het mislukt. Maar de euforie verraadde meer dan alleen Bosma’s persoonlijke ambitie. Het moment – misschien wel het politieke moment van 2023, en de concurrentie is hevig – liet zien hoe diep het verlangen van de PVV is om niet langer naast de instellingen te staan en ze te bekritiseren, maar er zelf deel van uit te maken.
De ironie ging voor de Kamer verloren, maar Bosma leek op dit moment op de twintigste-eeuwse ‘cultuurmarxisten’ die hij in zijn boek aanviel. De valse elite van de valse munters (2011). In dat boek beschrijft Bosma hoe zij de instellingen wilden overnemen, en niet omverwerpen. “Dan zou de machtsgreep die onvermijdelijk volgde, ook beter lang stand kunnen houden.” Volgens Bosma, en volgens een gangbare theorie over radicaal-rechts, heeft deze groep via een stille revolutie de universiteiten, de culturele sector, de media en de politiek overgenomen en is daarmee een periode van cultureel relativisme, secularisatie en moreel verval begonnen.
De PVV daagt al bijna twintig jaar de zittende macht uit. Wilders had zijn partij lange tijd succesvol neergezet als een getuigenispartij, een soort SGP zonder God. Principieel, niet geïnteresseerd in macht, maar in het Woord. Wilders had altijd gezegd dat het ging om het verspreiden van de boodschap, desnoods als tachtigjarige leider van een eenmansfractie. Maar achter die houding schuilde een verlangen naar macht en invloed. Een verlangen dat hooguit zichtbaar werd toen hem direct de vraag werd gesteld of hij premier wilde worden (ik wil graag) en of de PVV wil regeren (ik wil graag).
Twee op de drie in de trias politica
En de PVV heeft nu die macht. Wilders kan volgend jaar premier worden als leider van de grootste partij. En Bosma, zijn trouwe medewerker, is voorzitter van de landelijke vergaderzaal. Dit zijn twee van de drie machten van de trias politica, de uitvoerende en de wetgevende macht.
De PVV is met 37 zetels veruit de grootste partij. En om de diepte van de rechtse revolutie te begrijpen: rechts van het CDA bevinden zich ongeveer de helft van alle Kamerzetels. Bijna tweederde als je NSC erbij optelt, maar die partij moet haar positie op het politieke toneel nog bewijzen.
Bosma droeg in zijn dankwoord zijn ‘bescheiden overwinning’ op aan de PVV’ers die de afgelopen twintig jaar door hun politieke voorkeuren in de problemen zijn gekomen. “Ze werden ontslagen, hadden problemen op het werk, kregen geen promotie. Hun kinderen werden soms buiten de sport gelaten. Daar bestaan hele vervelende verhalen over.” Kortom, deze verkiezing was geen persoonlijke triomf, maar een rekening die moest worden vereffend.
Grijs gedraaid bord
Als er één metafoor is die door zijn collega-parlementariërs vaak op Wilders is toegepast, dan is het die van de grijze plaat. De kritiek was vaak niet dat wat Wilders zei radicaal was, maar dat het al bekend was. Uittredend premier Mark Rutte, die Wilders kent uit zijn VVD-tijd, maakte graag gebruik van de vergelijking. Hij zei ooit: “Ik zeg: laat hem rennen.”
En juist die houding zorgde ervoor dat Wilders nauwelijks werd uitgedaagd tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen. Zelden is de uiteindelijke winnaar zo weinig tegengesproken in een campagne, met het vreemde argument dat alles wat Wilders denkt al bekend was. En het klopt niet eens. Een deel van het politieke succes van Wilders (60) is zijn consistentie in tekst. Maar de kern ligt in zijn vermogen tot subtiele behendigheid, waarmee hij zijn boodschap weet aan te passen aan de tijdgeest en aan de laatste ontwikkelingen binnen (radicaal)rechts. Wilders heeft dat vermogen op sleutelmomenten in zijn carrière laten zien.
Het politieke leven van Wilders begon in 1990, een jaar na de val van de Berlijnse Muur. Toen was hij nog een conservatieve liberaal, geschoold in de traditie van Frits Bolkestein. Dat jaar werd Bolkestein VVD-leider en al snel nam hij de jonge Wilders aan als medewerker en speechschrijver. Hij had rechten gestudeerd en werd aangenomen vanwege zijn uitgebreide kennis van de sociale zekerheid.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2023/12/29144335/data109572331-f54654.jpg)
Bolkestein stond aan de wieg van het Paarse kabinet van PvdA, VVD en D66, terwijl hij als politiek leider in de Tweede Kamer maximaal gebruik maakte van de ruimte om af te wijken. Hij zocht conflicten in debatten. De conservatieve Bolkestein keerde zich destijds tegen het dominante idee in Den Haag dat het einde van de Koude Oorlog onmiddellijk een einde had gemaakt aan de oude tegenstellingen tussen links en rechts. In plaats van het communisme was er een nieuwe vijand ontstaan, zei Bolkestein: de radicale islam. Hij keerde zich tegen het cultuurrelativisme (elke cultuur is gelijk) en omarmde de conclusies Botsing der beschavingen door Samuel Huntington.
Bolkestein als leraar
De ideeën van Bolkestein kwamen overeen met die van Wilders, die begin jaren tachtig in een moshav, een coöperatief dorp, op de bezette Westelijke Jordaanoever had gewerkt en veel door de islamitische wereld had gereisd. Later zou Wilders teleurgesteld raken in Bolkestein, omdat hij de partijbelangen te veel zou dienen, maar voor Wilders was Bolkestein destijds een leermeester. Later schreef hij een belangrijke les die hij van hem leerde: “Beweeg geen centimeter.”
Toen de VVD in 1998 een recordaantal van 38 zetels behaalde, kwam Wilders naar de Tweede Kamer. Bolkestein verliet het toneel en Wilders had een veel moeilijkere relatie met zijn opvolgers Hans Dijkstal en Jozias van Aartsen. De aanslagen van 11 september 2001 zag hij als een bevestiging van zijn standpunt, al richtte hij zich destijds alleen op de radicale uitwassen van de islam. Maar het snel escalerende ‘islamdebat’ in Nederland gaf Wilders de kans zich ten volle te profileren.
Toen Pim Fortuyn na 11 september naar voren kwam, noemde Wilders in een veel geciteerd tv-interview met Barend en Van Dorp zijn ideeën over ‘een koude oorlog tegen de islam’ aanvankelijk ‘verwerpelijk’, omdat de islam ‘een religie is die gerespecteerd moet worden’. . Maar de moord op Fortuyn en de politieke intrede van Ayaan Hirsi Ali, als VVD-fractielid in 2003, zorgden ervoor dat Wilders omsloeg. Wilders en Hirsi Ali brachten veel tijd samen door, ook met schrijven NRC dat het ‘tijd is voor een liberale jihad’. “Om een tolerant en liberaal Nederland te behouden moeten ook elementaire rechten en wetten opzij worden gezet bij de aanpak van de mensen die deze misbruiken en deze vervolgens als fundament van onze samenleving willen wegnemen.”
In 2004 brak Wilders met de VVD vanwege een tienpuntenplan, dat hij samen met partijgenoot Gert-Jan Oplaat schreef. Een cruciaal punt voor Van Aartsen was de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Wilders was tegen, Van Aartsen vóór. Als minister van Buitenlandse Zaken had hij daar hard voor gewerkt.
Als partijleider zette Van Aartsen Wilders uit de fractie. Hij vermoedde dat hij al een tijdje van plan was een eigen partij op te richten. Wilders zag rechts van de VVD een groot kiezerspotentieel, dat niet of nauwelijks werd gediend.
‘Minder veelkleurig’
Wilders leidde zijn eenmansfractie, Martin Bosma werd zijn speechschrijver, rechterhand en webmaster. De in 2005 opgerichte PVV kan nog steeds worden gezien als een partij met een bredere agenda dan alleen kritiek op de islam. Tijdens de presentatie van het eerste verkiezingsprogramma werden borden uitgedeeld met teksten als ‘betere scholen’ en ‘betere zorg’. Op advies van Bosma formuleerde Wilders de speerpunten van zijn nieuwe partij als volgt: ‘Minder belastingen, minder criminaliteit en minder multicultuur.’
Wilders maakte een scherpe bocht naar rechts toen de PVV in 2006 met negen zetels in de Tweede Kamer belandde. Misschien kwam dat door de vele bedreigingen die hij destijds kreeg, of door de moord op Theo van Gogh in 2004. Maar zijn internationale verbindingen kunnen ook een rol hebben gespeeld. Wilders probeerde tevergeefs zich aan te sluiten bij de Amerikaanse neoconservatieven die invloedrijk waren in de oorlogen van de regering-Bush. Hij belandde in de marge van radicaalrechts Amerika, bij islamcritici als Daniel Pipes, Pamela Geller en David Horowitz.
Volgens politicoloog Merijn Oudenampsen (UvA) is radicalisering mogelijk in het boek Wilders woog, zijn ook te danken aan het feit dat hij de kunst van radicaal- en extreemrechtse partijen kopieerde, die spectaculaire successen boekten in een angstig Europa. “De radicalisering valt samen met de electorale expansie van zijn partij”, zegt Oudenampsen.
Gedurende deze periode verliet Wilders het idee dat de radicale islam het probleem was. In lijn met Hirsi Ali steunde hij nu het idee dat de islam en ‘de joods-christelijke traditie’, zoals hij het noemt, onverenigbaar zijn. Voor hem was de islam niet langer een religie, maar een ideologie. Vanaf dat moment sprak hij over de ‘islamisering’ van het Westen, oftewel: een islamitisch complot om het Westen van binnenuit te veranderen door middel van migratie.
Snelle radicalisering
Vanaf 2007, toen het vierde kabinet-Balkenende aantrad, was de toon van Wilders eenzijdig anti-islamitisch. Hij wist in navolging van Bolkestein de plenaire vergaderruimte als theater optimaal te benutten. Tijdens het eerste debat over de regeringsverklaring diende hij meteen een motie van wantrouwen in tegen de staatssecretarissen Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak, omdat zij een dubbele nationaliteit hebben. Hij voegde eraan toe NRC, dat hij ‘niet blij is met moslims in het kabinet’. “Het drong dwars door mijn hart”, zei Aboutaleb er vorige week over in het tv-programma Renze. Aboutaleb heeft de motie nog steeds in zijn kantoor hangen.
In deze jaren kwam Wilders op het idee van een zogenaamde ‘hoofddoekbelasting’, een belasting op het dragen van een hoofddoek. Hij noemde moskeeën ‘paleizen van haat’, een ‘tsunami van islamisering’ kwam richting het Westen, de Koran moest worden verscheurd ‘totdat hij zo groot is als Donald Duck’.
Tegenstanders hadden vanaf het begin moeite met Wilders: sommigen gingen tegen zijn retoriek in, waarna hij ze kon afdoen als snuffelaars en idioten. Anderen namen onbedoeld zijn woorden en boodschap over, dus ook Wilders profiteerde ervan. Zo werden ‘Henk en Ingrid’, de traditionele PVV-kiezers uitgevonden door Wilders, ineens een begrip onder andere partijen. Het leidde niet tot verwijdering, maar tot inkapseling: hij mocht gedoogpartner worden in het eerste kabinet-Rutte van VVD en CDA.
Soms wist Wilders ook andere thema’s onder de aandacht te brengen, zoals de gezondheidszorg, de EU of ouderen. Maar doorgaans behaalde hij het meeste succes bij verkiezingen waarbij migratie en de islam betrokken waren. In dit licht bezien kreeg hij wederom maximale steun van andere partijen: de VVD opende de verkiezingsstrijd door in juli het kabinet over migratie te laten vallen en daar campagne voor te voeren. Een cadeau voor Wilders.
De afgelopen jaren heeft hij zijn boodschap opnieuw verfijnd. Kritiek op de islam staat nog steeds voorop, maar zijn verhaal gaat steeds meer lijken op dat van identitair-rechtse politici als Viktor Orbán en Donald Trump. Ze leggen de nadruk op culturele conflicten, zoals gender, het gezin en elites die bezig zijn de bevolking onder controle te houden. Het gaat minder over de internationale politiek, zoals in zijn begindagen.
Jarenlang werd gedacht dat Wilders zichzelf met zijn compromisloosheid buiten de orde stelde. Het tegenovergestelde gebeurde. In de Nederlandse politiek is een permanente radicaalrechtse pijler ontstaan en het eerste kabinet-Wilders ligt binnen handbereik. Er werd altijd gezegd dat machtspolitiek en getuigenispolitiek elkaar in de politiek in de weg zouden zitten. Wilders heeft dit jaar bewezen dat dit een groot misverstand is.
[ad_2]