[ad_1]
René Lammers is hard bezig om in de voetsporen van zijn vader Jan te treden. Het 15-jarige racetalent uit Zandvoort won het EK OK-kart en eindigde als tweede op het WK. Volgend jaar rijdt hij in het Spaanse Formule 4-kampioenschap. Het doel is om de Formule 1 te bereiken, net als Jan Lammers (67). Vader en zoon over hun onderlinge band, het racen en de druk die dat soms met zich meebrengt.
Het interview vindt plaats op een belangrijke plek voor de carrière van Jan Lammers: Slotemakers Slipschool in Zandvoort. Hier kroop de winnaar van de 24 uur van Le Mans 1988 op 12-jarige leeftijd voor het eerst achter het stuur. Hij mocht de auto’s honderd meter verderop naar de wasstraat rijden en de rest is geschiedenis.
Heeft René ook een bijbaan?
René: “Nee, daar heb ik geen tijd voor. Mijn leven draait helemaal om racen. Ik ben blij dat ik nog tijd heb om naar school te gaan. Ik zit op het Haarlemmermeer Lyceum, waar ik een Loot-status heb, waardoor ik iets eerder vrij kan nemen als ik naar een wedstrijd moet reizen. Zo kwam ik gisteren net terug van testen in Barcelona en vertrek ik morgen naar Jerez, waar ik eerst twee dagen ga trainen. Van daaruit ga ik ook naar Aragon voor een oefensessie. Zo kan ik alvast kennis maken met de auto en de circuits voor volgend seizoen.”
Hoe oud was jij toen je voor het eerst in een kart stapte? En wilde je na een paar ronden stoppen, of moest je vader je uit de kart sleuren?
René: “Ik was zes toen ik bij Bleekemolen voor het eerst in een kinderkart stapte, die maar dertig kilometer per uur gaat. Mijn vader heeft mij uit de karting moeten halen, want ik vond het meteen erg leuk.”
Jan: “Het is nu anders dan in mijn tijd. Je had toen wel karts, maar geen speciale voor kinderen. In het begin moest René er even aan wennen, maar het duurde niet lang voordat hij eraan gewend was. Ik hoefde niet achter hem aan te rennen, zoals je andere ouders ziet doen.”
Wat was jullie band tijdens een raceweekend vorig seizoen? Vader/zoon, teambaas/chauffeur of coach/leerling?
Jan: “Tijdens een raceweekend probeer ik hem tips te geven waar nodig, maar over het algemeen hebben we een vader-zoonrelatie. Ik ben er ook niet elke keer. Zijn moeder Mariska wel, zij gaat bijna altijd mee. Hij mag nog niet alleen vliegen. Alle competities zijn in het buitenland, in Nederland hebben de banen niet genoeg grip. Onze samenwerking op het circuit gaat niet zo ver als met Max en Jos Verstappen. Het verschil tussen Max en Jos is 25 jaar, bij René 52 jaar. Er is veel veranderd in die tijd, op technisch vlak heb ik niet de kennis van de karts waar ze nu mee rijden.”
Hoe kijk je naar een wedstrijd van René?
Jan: “In het begin kijk ik of het goed met hem gaat. Als dat het geval is, kan ik het loslaten.”
René concurreert al lange tijd op hoog niveau. Dit jaar testte hij voor het eerst in een echte formuleauto en komend seizoen gaat hij meedoen in de Formule 4. Zo ver was je op vijftienjarige leeftijd nog niet. Is hij niet te jong?
Jan: “Op mijn veertiende werd ik van school gestuurd en besloot ik mij volledig aan de wielersport te wijden. In Zandvoort waren er voldoende verleidingen om de verkeerde kant op te gaan, maar ik was misschien al behoorlijk volwassen voor mijn leeftijd. Daar denk ik nog wel eens aan als ik René nu aan het werk zie. Ik zou ook heel graag weer zestien willen zijn.”
René: “Niet voor niets heb ik al die jaren aan zoveel wedstrijden in het buitenland deelgenomen. Ik ga er nu voor.”
Jan: “We hebben met René een plan gemaakt tot 2028. Het idee is om komend seizoen Formule 4 te rijden, waarna we gaan beslissen of we eerst een jaar lang FRECA (Formula Regional European Championship By Alpine, red.) gaan doen. of meteen Formule 3. Daarna is het de bedoeling om nog twee seizoenen in de Formule 2 te racen. Dan is het doel de Formule 1. Als het heel goed gaat, kan hij misschien een jaartje overslaan. Maar net als Max Verstappen is de overstap van de Formule 3 naar de Formule 1 tegenwoordig onmogelijk.”
René: “Ik verwacht niet dat ik volgend seizoen meteen voor de titel in het Spaanse Formule 4-kampioenschap ga. Ik ben ook tevreden met een P3 of een P2. Natuurlijk moet ik eerst even wennen aan de auto en de circuits. Maar uiteindelijk wil ik altijd de snelste zijn op de baan.”
Het kartseizoen van René was zeer succesvol. Nadat hij Europees kampioen werd, eindigde hij als tweede op het WK. Al was dat ook een teleurstelling. Maar zoals Jan al eerder zei, ook Ayrton Senna eindigde op het WK tweede achter de Nederlander Peter de Bruijn.
René: “Ik heb inderdaad bijna alles gewonnen, alleen het WK-weekend verliep niet helemaal volgens plan.”
Jan: “Dat was inderdaad een teleurstelling, want als de race een ronde langer had geduurd, was hij als eerste geëindigd. Hij begon de race op de tweede plaats aan de buitenkant van de baan, maar viel in de openingsronde terug naar de elfde plaats. Om vervolgens bijna iedereen – en dit zijn allemaal jongens die al in het juniorenprogramma van Mercedes, Red Bull of Alpine zitten – weer te passeren. Maar precies op het verkeerde moment kwam er een rode vlag.”
René: “In de Formule 1 is dat soms gunstig, maar bij het karten mag je bij een rode vlag geen banden wisselen. Ook kost het veel tijd om je banden na de herstart weer op temperatuur te krijgen.”
Jan: “Aan het einde van de race waren zijn banden op en kon hij alleen maar de tweede plaats behalen. Dat was niet waar wij voor gingen, maar aan de andere kant hadden veel deelnemers graag op het podium gestaan.”
Dankzij deze prestaties op de kartbanen werd René tweemaal uitgenodigd om te testen voor de Ferrari Driver Academy. Hij maakte indruk op de Italianen en won de wereldfinale, maar jij besloot toch niet mee te werken. Waarom niet? Formule 1-teams investeren tegenwoordig veel geld en moeite in het opleiden van hun eigen getalenteerde coureurs. Bovendien miste Jan ooit een stoel bij Ferrari omdat hij een race eerder zijn duim brak.
Jan: “Er zitten zeker voordelen aan het werken met een team als Ferrari, maar wij hebben bij MP Motorsport gekozen voor de vrijheid. Als je een contract tekent bij een juniorprogramma van een groot team, kan dat ook beperkend werken. Het is alsof je je kind afzet en hem pas tien jaar later kunt ophalen, tenzij hij in de tussentijd om de een of andere reden eruit wordt gegooid. Max Verstappen was weliswaar juniorcoureur voor Red Bull, maar hij ging die verbintenis aan met de belofte dat hij heel binnenkort in de Formule 1 zou mogen rijden. Zo ver zijn we nog niet. Bij MP Motorsport (gevestigd in Westmaas, Zuid-Holland, red.) kunnen we zelf de goede weg richting de hoogste klasse inslaan. Het is ook een van de topteams in de F4, F3 en F2. In 2022 won MP Motorsport de F2-titel met Felipe Drugovich.”
Als ‘zoon van’ heeft René als talent wellicht nog meer druk op zijn weg naar de top dan wanneer hij een ‘gewone’ ster zou zijn. Vooral omdat Max Verstappen zijn vader ook vrij snel wist te overtreffen in de Formule 1. Hoe ga je daarmee om?
Jan: “Even een flauw voorbeeld. Geef mij dat kopje, alsjeblieft? En nu de druk aangeven? Druk bestaat niet, het is iets dat de media creëren. Als coureur moet je proberen zo nuchter mogelijk te denken, zodat je zelf de druk kunt wegnemen.”
René: “Ik voel nog geen druk van de media. Als het positieve aandacht is, vind ik het gewoon leuk. Als het negatief is, probeer ik er zo min mogelijk mee om te gaan.”
Jan: “De grootste tegenstanders van René zijn de bochten, daar moet hij elke ronde zo goed mogelijk doorheen komen. Als je de druk niet aankan, moet je niet racen.”
René: “Voor mij is Jan Lammers gewoon mijn vader, niet de bekende coureur die de Formule 1 reed. Die druk ervaar ik dus helemaal niet.”
Jan: “Maar ik heb wel Le Mans gewonnen.”
René: “En hoe ging het ook alweer in de Formule 1?”
Jan: “Hij is vijftien en wordt steeds gekker.”
Gaan jullie weer samen racen?
Jan: “Misschien een keer in Zandvoort tijdens een winterendurance-evenement met een Seat-diesel. Maar als we tegen elkaar moeten racen, weet ik van tevoren wie er gaat winnen. Ik ben helemaal geen chauffeur meer. Al zou ik wel graag in een Formule 4-auto willen rijden, waar René volgend seizoen in gaat racen.”
René: “Ik heb nog nooit meegedaan aan een race op Zandvoort, maar als alles goed gaat komt daar dit seizoen verandering in. Het Britse F4-kampioenschap rijdt hier ook een race, dus wellicht kan ik als gastcoureur meedoen. Ik ken het circuit al heel goed. Ik rijd er vaak mee met mijn racesimulator.”
Jan: “Ik heb het zelf geprobeerd in een simulator, maar het kost veel tijd om goed te leren racen. Na een half uur liep ik vijf seconden achter op de tijd van René. Als ik mijn best doe, kan ik nog een paar seconden minderen, maar het zal heel moeilijk worden om hem te verslaan. Ik vind het belangrijk dat hij met de simulator traint, minimaal vijftig rondjes per dag. Zo kan hij een circuit heel goed leren kennen.”
René, ben jij de afgelopen jaren naar de Grand Prix van Zandvoort geweest? Als sportief directeur moest je vader in het weekend werken.
René: “Wij wonen om de hoek van het circuit. Als ze op het Scheivlak van de baan gaan, bestaat de kans dat ze bij wijze van spreken in onze tuin belanden.”
Jan: “Hij was vorig jaar te gast bij het team van Williams. De stiefvader van Alex Albon levert de kartmotoren waarmee René vorig seizoen reed, waardoor hij het hele weekend bij hem, Alex en zijn moeder was.”
René: “De coureurs kunnen rondom de races heel goed met elkaar overweg. Ik heb nu ook veel vrienden die racen. Maar ik spreek ook wel eens af met vrienden van school.”
Jan: “In de autosportwereld beleven ouders de sport toch wat anders dan op het voetbalveld. Er wordt niet gevloekt, laat staan geslagen. Al zou ik dat met mijn postuur niet moeten doen.”
René: “Dat wilde ik niet zeggen.”
Vijf jaar Formule 1
Jan Lammers reed vijf jaar in de Formule 1. Hij debuteerde in 1979 in Shadow. Seizoenen bij ATS, Ensign en Theodore volgden. In 1992 keerde hij terug naar March voor twee wedstrijden. Lammers reed 41 Formule 1-races – vaak vanwege de middelmatige auto’s waarin hij reed – geen punten te scoren.
[ad_2]