[ad_1]
De 7-jarige dochter van een vriend had op school een project over aardrijkskunde. Alle kinderen hadden een andere vlag nagemaakt, zij was de enige die haar vel papier leeg had gelaten. ‘Ik zal een witte vlag maken, zodat er nooit meer een oorlog zal komen’, had ze gezegd.
De afgelopen dagen heb ik bij elke banner, bij elke banner, aan die woorden gedacht. Kon er maar vrede voortkomen uit zo’n schone lei. We zouden de drukpersen onmiddellijk sluiten. Maar intussen gaat de belegering van de Gazastrook door, kondigde Rusland zijn terugtrekking uit het Kernstopverdrag aan en verhoogde Brussel het niveau van de terreurdreiging naar vier.
Ik ken de straat waar de schietpartij plaatsvond, vlakbij het huis van mijn Belgische vriend, ik ben daar dit weekend gaan hardlopen. Nog geen 48 uur later moesten de Zweden tevergeefs rennen voor hun leven.
Ter afleiding las ik een artikel over de bestrijding van ‘probleemknoopkruiden’ die oprukken door onzorgvuldig maaibeheer – na de Japanse duizendknoop plagen nu ook de Afghaanse, Finse en Sakhalin-knoopkruid de Nederlandse tuinen – maar opeens werd de nadruk op de geografische herkomst ik verdrietig. Zelfs in de biologie vindt polarisatie plaats.
In een opwelling fietste ik naar de speelgoedwinkel. Vorige week heb ik voor de verjaardag van een 11-jarig vriendinnetje een flamingo gemaakt van strijkkralen. Op de tafel tussen ons in stond een pot met 18.000 plastic kralen in alle kleuren van de regenboog. ‘En glitter en gloed in het donker!” schreeuwde een van haar broers.
‘Vroeger was ik een kampioen op het gebied van strijkkralen,’ pochte ik. ‘Ik zou zeventien van die dingen op één dag kunnen maken.’ Ik vertelde over Guadalajara, de Mexicaanse stad waar in 2018 het wereldrecord voor het maken van kralenmozaïeken werd gevestigd. Vijftien kunstenaars hadden samen in 780 uur een kralenkunstwerk van 81,55 vierkante meter gemaakt met 450 kilo kralen.
Mijn jeugdige flexibiliteit leek verdwenen – terwijl ik met stijve vingers kralen uit de pot viste, maakten de anderen snel een pompoen, een Pikachu en drie cactussen. (“Er zit kak tussen je billen!” riep de jongste triomfantelijk.) Maar tijdens dat ene uur dat we aan tafel met de strijkkralen aan het knutselen waren, voelde ik me bijzonder gelukkig. Even dacht ik niet aan oorlog, niet aan het klimaat, niet aan invasieve exoten, zelfs niet aan de vraag of het plastic misschien PFAS zou bevatten. De enige vraag die telde was of er genoeg roze kralen zouden zijn om mijn flamingo een royaal achterwerk te geven (quo niet – hij eindigde met een verdrietige kippenkont).
Nu kocht ik het grootste zakje strijkkralen dat ik kon vinden. Thuis haalde ik het strijkijzer tevoorschijn dat mijn moeder mij drie jaar geleden voor mijn 35e verjaardag had gegeven en dat sindsdien werkeloos in de kast had gestaan. Geduldig begon ik de witte kralen één voor één uit het zakje te vissen.
Hoog tijd om het wereldrecord van Guadalajara met een witte vlag van 82 vierkante meter te verbreken.
Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft hier elke woensdag een column.
[ad_2]