[ad_1]
Mijn vrouw wijst naar het driehoekige huisje aan de goot. Kan gaan. Het is een vogelvoederhuisje, architectonisch vergelijkbaar met een Drents vakantiehuis, maar er zit nauwelijks koolmees in.
Door haar gekocht, door mij opgehangen en gevuld. Als een vogel het tien keer heeft opgegeten, is dat veel. De zaden raakten ook niet op. Sterker nog, ze begonnen te ontkiemen totdat grassprietjes door het dak van het huis staken en het deksel van de container erin door die kracht van de natuur werd weggeworpen.
Hetzelfde met de ballen op de regenpijp. Niet gegeten, alleen beschimmeld. Een teken des tijds. Winters hebben geen naam meer, dus er is genoeg voedsel in de natuur.
Wel zagen we een koolmees bij het vogelhuisje bij het keukenraam. Het dier ging echter niet naar binnen, vloog er omheen en ik herinnerde me wat de man uit de tuin zei. Als je wilde dat vogels in zo’n bak nestelden, moest je er takjes en bladeren in stoppen.
Ik opende dus de voorkant en keek daar ook naar beschimmelde zaden, net als het huis van het roodborstje eronder. Mijn vrouw was verrast: “Heb je dat erin gestopt?”
Ik ben het vergeten. Blijkbaar verwachtte ik een Siberische winter. We wilden vogels zien, dus ik veegde alles weer schoon.
Buiten stonden in totaal vijf kramen. Mijn vrouw vond het in eerste instantie niet zo leuk om de hele muur bij het terras te bekleden, maar zondag wees ze twee nieuwe cabines aan. Als ik het ook kon installeren.
“Dus, binnen?” Vroeg ik, op basis van die opmerking over ‘niets’, maar ze schudde haar hoofd: ‘Dat lijkt me niet zo logisch.’
[ad_2]