[ad_1]
De medevader zat voor een reclamebord achter het doel van de tegenstander. Op een krukje, met een fotocamera met telelens in de aanslag. Ik liep naar hem toe, leunde tegen het hek en zoals altijd praatten we over van alles en nog wat.
Ik wist niet dat ik ruim twintig minuten later mijn jongste zoon, die duizelig was geworden na een aanrijding, thuis zou brengen. De zon scheen en net toen ik besefte dat het al een mooie dag was, arriveerde de vrouw van mijn medevader.
Met een bakje friet.
Hij zat met zijn rug naar het reclamebord en zag haar niet, dus zei ik: ‘Van jou.’ poeder komt eraan, met je ontbijt.
‘Ik denk dat er pasteitjes voor je zijn,’ zei hij.
‘Nee, ze heeft echt frietjes in haar hand,’ hield ik vol. Het was van hun andere zoon. Hij vond het niet meer lekker, dus papa moest het opeten. Ook gooiden ze geen onnodig voedsel weg.
De vrouw opende haar tas en haalde er een zak pasteitjes uit. Ik mocht een paar pakken. “Zei ik dat?”, lachte de medevader.
De vulling bestond uit kip, maïs en erwten. Logischerwijs niet meer warm, maar dat deed niets af aan de smaak. Verrukkelijk. Na drie stukken gaf ik toe: “Nou, dat was mijn lunch. Ik zit vol.”
Ze haalde echter iets uit de tas. Een minipizza, gemaakt van overgebleven bladerdeeg. Een paar plakjes salami op een vel, kaas erover strooien, in de oven zetten en klaar. Ook erg lekker en veel eenvoudiger kan niet.
Na de laatste hap dacht ik echt dat mijn dag niet slechter kon worden, maar terwijl ik bezig was zijn vrouw te bedanken zei de medevader: ‘Je zoon ligt op de grond.”
[ad_2]