[ad_1]
Je bent jong en je hebt een droom. Zoals de 18-jarige Sander Docquier. Sinds zijn negende speelt hij hoorn. Hij studeert twee tot drie uur per dag en gaat in september naar het conservatorium. “Ik wil beroeps worden”, zegt hij.
Of neem de 16-jarige Hannah Krekel, altviolist en zangeres. Sinds een Aziatische zangeres haar school bezocht en daar zong, weet ze zeker dat ze zelf ook operazangeres wil worden. Daarnaast speelt ze op hoog niveau altviool, want dat helpt haar bij het zingen, en andersom.
Sander en Hannah zitten allebei in het Jeugdorkest Nederland. Donderdag spelen zij in het Concertgebouw, iets waar ze zich allebei enorm op verheugen. Met dat doel voor ogen studeerden en repeteerden ze een hele vakantieweek intensief onder leiding van dirigent Jurjen Hempel.
De twee jonge musici zijn misschien wel de laatste generatie talenten die de kans krijgen hun talent ten volle te ontplooien. Want het hele ecosysteem van talentontwikkeling van klassieke musici wankelt. Sinds een jaar of tien bouwen gemeenten de steun aan hun muziekschool af. Muziekscholen verdwijnen of verzelfstandigen. In beide gevallen wordt muziekles duurder en daardoor minder toegankelijk voor mensen met een minder ruime beurs. Al eerder verdween het muziekonderwijs op de basisschool grotendeels.
Minder kans op nieuwe Janine Jansen
Sinds een paar weken weten de zes landelijke organisaties voor talentontwikkeling dat ze geen subsidie meer krijgen van het landelijke Fonds voor Cultuurparticipatie. Dit geldt voor de Nationale Jeugdorkesten Nederland, waartoe het JON van Sander en Hannah behoort. Het geldt ook voor andere jeugdorkesten en jeugdkoren. En voor concoursen, waar talenten komen bovendrijven en prijzen winnen waarmee ze hun kennis en ervaring kunnen uitbreiden.
Dat al deze bezuinigingen een grote invloed hebben, blijkt op de conservatoria, waar nu al veel en veel minder Nederlandse studenten kiezen voor klassieke muziek en het goed leren bespelen van hun instrument. Als de basis minder breed is, is er ook minder kans dat er een nieuwe Janine Jansen, Jaap van Zweden of Hannes Minnaar opkomt.
Is het erg dat klassieke muziek langzaam verdwijnt uit Nederland? Ja, zeggen deskundigen. Laurien Timmermans, directeur ArtEZ conservatorium, vindt het vooral zonde dat talentvolle jongeren die van muziek houden deze kans niet meer krijgen. Klassieke muziek wordt dan elitair, vindt zij.
‘Het eigene van Nederlandse musici, de heldere nuchterheid, verdwijnt’
Dirigent Hempel wijst op nog iets anders. “Het eigene van Nederlandse musici, de heldere nuchterheid, verdwijnt. Denk aan de leerlingen van Herman Krebbers, de fenomenale trombonisten uit Rotterdam of de school van klarinettisten van George Pieterson. Zij pasten moeiteloos in ieder Nederlands orkest. Met Japanners en Chinezen krijg je echt een ander orkest. Die muzikale eigenheid en mentaliteit is een onderdeel van onze cultuur. Het zou zonde zijn als dat uit nonchalance verloren gaat.”
Hoe gaat de afbraak van het klassieke ecosysteem in zijn werk? Eigenlijk niet veel anders dan in de natuur. Als het ecosysteem van de klassieke muziek een bos zou zijn, dan bestaat de bodem uit de basisscholen.
De basisscholen: een half uurtje muziekles per week is niet veel
Voor veel kinderen is de basisschool de eerste kennismaking met muziek. Het is de bodem van het bos waar zaden kunnen ontkiemen tot jonge bomen en planten. Cruciaal voor de kwaliteit van de bodem zijn de meesters en juffen die van de pabo afkomen. Vroeger, in 1968, waren studenten aan de pedagogische academie (de voorloper van de pabo) een kwart van hun tijd bezig met kunstvakken.
Die bestonden toen uit handvaardigheid, tekenen en muziek. In 1984 kwamen daar drama en dans bij. Maar het aantal uur dat pabostudenten aan de kunstvakken besteden, daalde tot gemiddeld 5,4 procent, zo staat in een onderzoek dat beleidshistoricus aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Piet Hagenaars dit jaar publiceerde.
“Het is vrij weinig”, zegt Moniek Warmer van het landelijk expertisecentrum voor het curriculum SLO. “Dat komt omdat er op de pabo zoveel aandacht is voor verschillende zaken, waaronder de basisvaardigheden (taal, rekenen, digitale geletterdheid, burgerschap, red.). Zo blijft er geen ruimte over voor andere vakken.”
Kunst is ook een basisvaardigheid
Die nadruk op de basisvaardigheden is ook terug te zien in de schoolklassen, wat ten koste gaat van de kunstvakken. Terwijl kunstvakken ook belangrijke basisvaardigheden zijn, zegt Warmer. “Je kunt je op een andere manier uiten dan via taal of rekenen. Je kunt je verbeelding inzetten, zeker voor kinderen is dat belangrijk. Zo leren zij zichzelf en anderen te begrijpen.”
“Muziek leert je probleemoplossend te denken”, zegt Hagenaars. “Je leert samenwerken, structuren in muziek te doorzien en je leert van andere soorten muziek te houden.”
Aankomende groepsleerkrachten hoeven tegenwoordig geen examen meer af te leggen in de kunstvakken. Reken er maar op dat de leerkrachten van nu veel minder goed zijn opgeleid in kunst- en cultuurvakken dan vroeger, zeggen Hagenaars en Warmer.
Muziekles beperkt tot zingen
Dat zien zij ook terug bij de leerkrachten. Zij weten vaak niet wat zij moeten doen tijdens een muziekles. “Bij beeldende kunst kun je nog iets maken met de kinderen”, zegt Warmer, “maar muziek moet je voordoen. Als je geen noten kunt lezen of denkt dat je niet kunt zingen of geen muziekinstrument speelt, dan probeer je dat toch een beetje uit de weg te gaan.”
Hagenaars ziet dat muziek in de klas zich vaak beperkt tot zingen, en dan het liefst tussen bijvoorbeeld de taallessen en rekenen, als een overgang om even te ontspannen. Volgens een monitor uit 2023 krijgen leerlingen een half uur per week muziekles. Hoewel, les? “Het gaat dan niet over compositie, ritme, analyse en interpretatie”, zegt Hagenaars. “Dat zijn zaken die je wel op een basisschool mag verwachten.”
Toch is de muzikale grond niet op elke basisschool droog en dor. Er zijn scholen die muziek wel een belangrijke plaats geven. En als dat niet het geval is, dan nog zijn er bevlogen leraren die hun passie voor muziek overbrengen op kinderen. “Alleen verdwijnt die aandacht voor muziek als de docent vertrekt”, zegt Warmer.
Scholen kunnen subsidie aanvragen voor allerlei initiatieven, zoals Meer Muziek in de Klas. Dan komt er bijvoorbeeld een fanfare-orkest langs zodat kinderen kennismaken met instrumenten en muziek. Dat zijn goede initiatieven, zegt Hagenaars, maar het is geen structurele oplossing.
De Muziekscholen: zonder financiële steun wordt muziekles onbetaalbaar voor veel leerlingen
“Het was een kaalslag van heb ik jou daar”, zegt Rozemarijn Timmer, de directeur van de Muziekschool Katwijk. Met ‘kaalslag’ doelt Timmer op het aantal muziekscholen in Nederland dat het afgelopen decennium is verdwenen.
De muziekscholen zijn te zien als de jonge bomen en planten van het bos waar zojuist ontkiemde liefde voor muziek verder kan groeien. Daar is de laatste jaren flink gesnoeid, zegt iedereen in de muzieksector. Nu is het lastig om een precies overzicht te krijgen van al dat gesnoei en gekap, want cijfers ontbreken.
Ryan Emmen van de brancheorganisatie voor cultuureducatie, amateurkunst en volksuniversiteitsnetwerk Cultuurconnectie zegt dat ‘vroeger bijna iedere gemeente een muziekschool had’.
“Nu zijn er nog maar een handjevol van over.” Let wel: dat gaat over muziekscholen van de gemeente. Een deel van die gemeentelijke muziekscholen is opgegaan in zogeheten centra voor de kunsten, samen met bijvoorbeeld bibliotheken en toneelverenigingen. Nederland telt ongeveer honderd van die centra. Andere muziekscholen doen het geheel zelfstandig en weer een ander deel verdwijnt. Maar hoe groot dat deel is?
‘Als je geld hebt, is er eigenlijk voldoende keuze’
Muziekschool Katwijk moest ook zelfstandig verder, los van de gemeente. Dan kan het misgaan. “Als verzelfstandigen neerkomt op bezuinigen, dan is het gedoemd te mislukken”, zegt Timmer. Maar anders dan in veel andere gemeenten zorgt Katwijk tot 2029 voor aanvullende financiering.
Is het voor kinderen nu lastiger om hun muzikale talenten te ontwikkelen dan bijvoorbeeld 20 jaar geleden? “Lastige vraag om te beantwoorden”, zegt Emmen. “Je hebt natuurlijk ook privé-docenten die bijvoorbeeld pianoles geven. Als je geld hebt, is er eigenlijk voldoende keuze.”
En als je wat minder te besteden hebt? “Het is toch een flinke investering”, zegt Timmer. “Zeker als je als ouders meerdere kinderen hebt. In Katwijk hebben wij gelukkig een regeling voor mensen die het niet kunnen betalen.”
In Katwijk lukt het
In Katwijk kost een cursus van 18 individuele lessen van een half uur 450 euro. Ouders van kinderen buiten Katwijk betalen 600 euro. De gemeente subsidieert dus een vierde van het lesgeld.
In Katwijk lukt het om kinderen uit arme en rijke gezinnen naar de muziekschool te trekken. Timmer ziet een gemêleerd publiek. De eerste kennismaking is meestal de open dag, als de kinderen aan de hand van hun ouders naar binnen lopen.
“Dan hebben ze vaak het idee om piano, gitaar of zang te gaan doen, want dat kennen ze. Op de open dag maken ze kennis met de docent. Dan schrijven ze zich in voor een proefles. Als ze bevlogen raken, komen ze wekelijks of tweewekelijks bij ons op les en kunnen zij later in een ensemble spelen. Want samenspel is een belangrijk onderdeel van de muzikale ontwikkeling. Uiteindelijk werk je dan toe naar je eerste optreden.”
Tekort aan Nederlandstalige docenten
Niet alle kinderen hoeven in het Concertgebouw te belanden, zegt Timmer. Veel kinderen houden er na een aantal jaar mee op. Maar dan hebben zij in elk geval voor de rest van hun leven kennis opgedaan over muziek.”
Timmer wil graag iets kwijt over de muziekdocenten. “Wij merken dat het ontzettend moeilijk is om Nederlandstalige docenten te vinden. “Ik kan kinderen hier geen Engelstalig onderwijs aanbieden. Dus zoek ik naar een docent die in ieder geval voldoende Nederlands spreekt om les te kunnen geven. Dat is een uitdaging.”
De uitdaging waar muziekscholen voor staan heeft te maken met een ontwikkeling elders in het ecosysteem, helemaal aan het eind van de keten.
Concoursen: Hoe komen talenten bovendrijven zonder concoursen?
In het ecosysteem van het bos trekken jonge planten insecten en vogels. Dat zijn de concoursen. Daar kunnen de muzikale talenten aan het licht komen en prijzen winnen waarmee ze zich verder kunnen ontwikkelen.
Zo ging het bijvoorbeeld bij Hannes Minnaar. Hij is nu een van de succesvolste pianisten van Nederland, maar toen hij als 16-jarige voor het eerst aan het Prinses Christina Concours meedeed had hij nauwelijks een idee wat er bij optreden komt kijken. “Die eerste keer bereikte ik niet de finale”, vertelt hij. “Maar ik kreeg een prijs waardoor ik met het Orkest van het Oosten mocht optreden. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd.”
Het is een van de waardevolle aspecten van het Prinses Christina Concours: je hoeft niet te winnen om vooruit geholpen te worden. Alle 350 deelnemers per jaar krijgen kansen. Toch hoorde de organisatie van het Prinses Christina Concours dat het volgend jaar een derde van de inkomsten kwijtraakt, omdat het Fonds voor Cultuurparticipatie geen subsidie meer geeft aan dit talentontwikkelingstraject. Veel van de initiatieven waar in muziek geïnteresseerde kinderen tussen de 4 en 20 jaar aan mee kunnen doen, zullen moeten verdwijnen. Al heeft het Prinses Christina Concours nog niet bepaald waar het mes in moet.
Hetzelfde is dit jaar opeens aan de hand bij andere grote concoursen. Geen subsidie betekent minder ontwikkelmogelijkheden voor talenten. De concoursen zelf zullen waarschijnlijk niet verdwijnen, maar de andere evenementen, zoals de Classic Express, een bus die langs basisscholen rijdt en waarin kleine concertjes worden gegeven door prijswinnaars, zouden de bezuinigingen kunnen gaan merken.
Gemiddelde niveau daalt
Intussen ziet Alexander Buskermolen, directeur van het Prinses Christina Concours, al een tijdje een zorgelijke trend. “Hoewel het aantal aanmeldingen voor het Prinses Christina Concours gelijk blijft, daalt het gemiddelde niveau van de deelnemers”, zegt hij.
“Een logisch gevolg van het verslechterde muziekonderwijs in Nederland. De kinderen die doorgaan naar de finales in de regio hebben vaak muzikale ouders die bijvoorbeeld beroepsmusicus zijn. Ook is het aandeel kinderen uit Aziatische en Russische of Oekraïense gezinnen heel groot. Ouders uit die landen, die eerste of tweede generatie nieuwkomer zijn, kennen de klassieke traditie en discipline nog die in Nederland is verdwenen.”
Hannes Minnaar kwam niet uit een muzikale omgeving, had geen muzikale ouders. “Het Prinses Christina Concours was in mijn jeugd het meest toegankelijke concours. Er hingen posters van op school, het was alomtegenwoordig. Andere concoursen bereikten Emmeloord niet.”
‘Ontzettend zonde als een volgende generatie het zonder deze kansen moet doen’
Op zijn achttiende won Hannes Minnaar alsnog een van de eerste prijzen. “Ik heb er gigantisch veel aan gehad. Veel concertjes in Nederland – ik reisde door het hele land – en zelfs een tournee door Japan.”
Minnaar is blij dat hij nog heeft kunnen profiteren van het concours. “Ontzettend zonde als een volgende generatie het zonder deze kansen moet doen. Het Prinses Christinaconcours is zo belangrijk omdat het voor iedereen toegankelijk is en een landelijk dekkend netwerk heeft. Het is niet voor de elite, zoals je soms hoort. Ja, je moet wat kunnen om een prijs te winnen, het is bedoeld voor mensen die verder willen in de muziek. Maar die hebben dit soort steun ook echt nodig.”
Jeugdorkesten: bijna alle Nederlandse orkestmusici leerden hier het vak
Jeugdorkesten zijn al net zo stimulerend als concoursen. Bovendien leiden ze op tot het spelen in een orkest. Ze zijn te zien als het groot wild in het bos dat er niet zou zijn zonder de jonge bomen en struiken, de kleine dieren die er leven en de vruchtbare grond.
Op een zaterdagmiddag in de zomervakantie zit het podium van Theater Orpheus in Apeldoorn vol jonge mensen in T-shirt of spaghettitopje. De repetitie van het Jeugdorkest Nederland (JON) is in volle gang. Zo’n tachtig jongeren tussen de 14 en 20 jaar werken vol overgave aan de Vijfde symfonie van Sjostakovitsj. Er klinken triomfantelijke bekkenslagen, zegevierende violen, donker gravende contrabassen en glorerend koper.
Dirigent Jurjen Hempel laat ze even doorspelen, maar grijpt dan in. “Daar staat staccato, dus ik wil het meer tie-tie-tie-tie-tie. En de cello’s moeten goed blijven luisteren naar de violen.” En daar gaan ze weer, vol concentratie en inzet.
Al 24 jaar werkt Hempel in de zomer met het JON. “Bij een beroepsorkest moet je soms vechten voor iedere noot, maar deze kinderen vreten het op. Ze willen zo graag. Je moet wel wat kunnen, hoor, want het niveau ligt hier griezelig hoog.” Hij is er trots op dat vrijwel alle Nederlandse orkestmusici bij een van de onderdelen van Nationale Jeugdorkesten Nederland ervaring op hebben gedaan. “De trombonesectie van het Radio Filharmonisch Orkest heeft in dezelfde samenstelling in het JON gespeeld. Is dat toeval?”
Aantal aanmeldingen daalt
Hempel heeft wel het een en ander zien veranderen in 24 jaar. Het niveau blijft uitstekend, wordt zelfs hoger, maar het aantal aanmeldingen daalt. Naar een goede hoboïst of fagottist moet je flink zoeken.
Cellist Ewout van Dingstee zat zowel in het JON als in het Nationaal Jeugdorkest voor musici tussen de 18 en 26 jaar voordat hij een baan kreeg bij het Orkest van het Oosten. Inmiddels is hij directeur van de Nationale Jeugdorkesten Nederland, waartoe ook het Nationaal Jeugdorkest en het Jong Metropole behoren.
Vorige maand kreeg hij te horen dat het Fonds voor Cultuurparticipatie vanaf 2025 geen subsidie meer verleent. Een derde van de inkomsten zijn dan weg, waardoor het heel lastig wordt om voor deze groep een mooi pakket optredens te organiseren. Ook de organisatie van de nationale jeugdkoren krijgt geen geld meer.
‘Je leert hier in een orkest om naar elkaar te luisteren’
Dat een jeugdorkest belangrijk is om ervaring op te doen, hoor je terug als je praat met de orkestmusici. Neem de 15-jarige violiste Nina Van Venrooij. Ze denkt erover om beroeps te worden, maar houdt nog alle opties open. “Je leert hier in een orkest om naar elkaar te luisteren en nieuw repertoire uit te pluizen. We werken in een hoog tempo, maar dat is juist fijn.”
De 20-jarige Fransje van den Berge is in het JON tot bloei gekomen. Ze doet voor het vierde jaar mee en is opgeklommen van verlegen meisje aan de achterste lessenaar tot bijna vooraan bij de eerste violen. “Ik ben hier zo gegroeid als violist. Je trekt je op aan de rest.”
Ze komt niet uit een muzikaal milieu. “Daarom is dit orkest zo’n verrijking voor mijn muzikale leven. Ik ben niet geschikt als solist, dat heeft iets eenzaams, maar in het orkest voel ik saamhorigheid. Ik studeer nu sociologie en speel in een studentenorkest. Ik hoop heel erg dat ik daarna een amateurorkest vind dat op zo’n hoog niveau speelt. Ik zou deze vorm van muziek maken anders enorm missen.”
Aan het conservatorium zien ze de effecten: heel veel minder studenten kiezen voor klassieke muziek
Aan het eind van het ecosysteem van de klassieke muziek staan de conservatoria, zeg maar de hoge bomen in het bos. Wat er eerder in de keten gebeurt, is direct merkbaar op de conservatoria. En andersom. Dat Rozemarijn Timmer van Muziekschool Katwijk geen docenten kan vinden, heeft te maken met wat er op conservatoria gebeurt.
Laurien Timmermans is directeur van het conservatorium Artez. Toen zij in 1979 toelatingsexamen fluit deed, was zij een van de 104 kandidaten voor het conservatorium. Nu is ze als directeur blij als zich drie fluitisten melden.
Timmermans, die ook voorzitter is van het Netwerk Muziek van alle conservatoria, hoor je niet zeggen dat het niveau van Nederlandse muziekstudenten is gedaald – ze moeten immers gewoon het toelatingsexamen halen – maar er zijn wel heel veel minder Nederlandse studenten die kiezen voor de klassieke richting en het op hoog niveau leren bespelen van een instrument.
‘Basisscholen doen nauwelijks nog iets aan muziek’
De verklaring die ze daarvoor heeft, laat precies zien hoe de ene ontwikkeling in de keten doorwerkt op de andere. “Vroeger kreeg je op de basis- en middelbare school muziekles. Het was vrij normaal om een instrument te bespelen. Er waren altijd veel andere kinderen die dat ook deden. Op school vormde je ensembles, je speelde op de bühne.
“Tegenwoordig wordt er op basisscholen – waar doorgaans het zaadje wordt geplant – nauwelijks iets aan muziek gedaan. Bovendien verlenen steeds minder gemeenten steun aan muziekscholen en individuele muziekdocenten. Er komen wel nieuwe initiatieven, maar de opbouw daarvan kost jaren.”
De talentontwikkeling in de klassieke muziek is een fragiel ecosysteem, zegt Timmermans, maar wel noodzakelijk. “Klassieke muziek is ingewikkeld. Het is een ambacht waar je veel in moet investeren. Een instrument bespelen vergt heel veel oefening, concentratie en doorzettingsvermogen. Je hebt docenten en een omgeving nodig die kinderen inspireren en motiveren.
‘Instrument spelen wordt elitair’
“Daarom vinden wij het ook zo verschrikkelijk dat de subsidies voor de concoursen en jeugdorkesten zijn afgeschaft. Er zijn genoeg jongeren die iets willen met klassieke muziek. Maar als je de toegankelijkheid beperkt – geen muziekles, geen mogelijkheden om met anderen te spelen bijvoorbeeld – dan wordt het lastig. Je moet dan de mazzel hebben dat je in een gezin leeft waar klassiek normaal is. Zo wordt een instrument bespelen elitair.”
Buitenlandse studenten weten wel de weg naar de conservatoria te vinden. Aan sommige conservatoria vormen ze de meerderheid. Is het erg als er straks geen Nederlandse musici meer in orkesten zitten? Timmermans: “Dat weet ik niet. De muziekwereld is heel internationaal, muziek is een internationale taal.
“Het gaat om het overbrengen van emoties, over reflectie op de wereld. We hebben genoeg buitenlandse studenten op het conservatorium die in Nederland blijven hangen. En onze studenten kiezen op hun beurt een vervolgopleiding in het buitenland. Maar ik vind het zo jammer voor wie talent heeft en de kansen niet krijgt.”
‘Wie Docent Muziek studeert, heeft daarna meteen een baan’
En hoe zit het met de Nederlandse muziekdocent? Als er geen Nederlanders aan het conservatorium afstuderen, zijn er straks helemaal geen docenten meer. Rozemarijn Timmer van Muziekschool Katwijk kan al nauwelijks meer Nederlandstalige docenten vinden.
“We zien dat degenen die kiezen voor de opleiding Docent Muziek bij hun afstuderen meteen een baan aan een school hebben”, zegt Timmermans. “Er is namelijk al een enorm tekort aan muziekdocenten. Maar buitenlandse studenten kunnen dat ook. Ze vertrekken niet allemaal, veel bouwen hier hun leven op. Ook zij kunnen lesgeven, als ze Nederlands of Engels leren.”
Klassiek is op het conservatorium allang niet meer de hoofdmoot. Het is een van de vele richtingen, naast onder meer jazz, pop, compositie, muziektherapie en muziekdocent. Timmermans ziet dat de belangstelling voor klassiek ook daalt omdat er in de samenleving zoveel andere muziekstijlen zijn opgekomen, zoals pop en hiphop. Daar wil ze de ogen niet voor sluiten.
Toch vindt ze klassiek een belangrijke richting op het conservatorium, die moet worden behouden. “Het is een van de meest kwetsbare richtingen, ook omdat het veel geld kost om instrumenten en oefenruimtes te hebben en veel individueel onderwijs te geven. Maar zoals fine arts de basis is voor alle moderne beeldende-kunstvormen is klassieke muziek de moeder van alle nieuwe muziekontwikkelingen. Die basis moeten we behouden, die heeft onze zorg nodig.”
Lees ook:
Talenten in klassieke muziek hard geraakt door nieuwe subsidieronde. ‘Het Jong Oranje van de muziek verdwijnt’
Zijn er straks nog wel Nederlandse muzikanten in symfonieorkesten en muziekensembles? De organisaties die daarvoor moeten zorgen lopen heel veel subsidie mis.
[ad_2]