[ad_1]
De langlopende Amerikaanse parodie op de echte Nobelprijzen draait om absurditeit, maar altijd met een serieuze ondertoon. Dit jaar zijn er twee Nederlandse laureaten bij de uitreiking van de Ig NobelprijzenEen kleine selectie van de prijswinnaars.
Toppen in het zuiden
Ja, wie weet! De kroonrotatie van mensen op het zuidelijk halfrond gaat iets meer tegen de klok in dan in het noorden. Interessant! En niemand weet waarom. Wie weet, misschien beïnvloedt de rotatie van de aarde de rotatie van het menselijke haarimplantaat. Net zoals de zuidelijke orkanen tegen de klok in draaien vanwege de Corioliskracht, en de noordelijke andersom. En net zoals de draaikolken in zuidelijke sinks ook vaker tegen de klok in zouden gaan! Eén speculatieve alinea hierover in een overigens dodelijk serieus artikel over de fundamentele genetica van de vorming van de menselijke kroon heeft het team van voornamelijk Franse genetici en plastisch chirurgen inmiddels de Ig Nobelprijs voor Anatomie opgeleverd.
In het vakblad Tijdschrift voor stomatologie, mond- en kaakchirurgie ze beschrijven in april van dit jaar hoe ze keken naar de locatie van de kroon en de rotatie bij 37 Parijse tweelingen, en ook bij 50 ‘normale’ kinderen in Santiago (Chili) en 50 in Parijs. De erfelijkheid van de rotatie bleek hoog, maar de locatie van de kroon niet. Geslacht en ook het aantal kronen hadden geen invloed op de locatie of de rotatie. Eerder onderzoek had al aangetoond dat de kroonrotatie bij meer dan 90 procent van de mensen met de klok mee gaat. Slechts anderhalf procent heeft meer dan één kroon.
De onderzoekers vonden ook iets vreemds: van de vijftig kinderen die in Parijs werden onderzocht, had één jongen een tegen de klok in draaiende kruin, maar in Santiago waren er maar liefst drie meisjes en vier jongens met zo’n afwijkende haartwist. “Het is niet duidelijk of dit effect op de een of andere manier verband houdt met de Corioliskracht”, schrijven de onderzoekers, eraan toevoegend dat ‘klassieke experimenten’ dit effect ook hadden aangetoond bij de twist van het afvoerwater in gootstenen. Het is jammer dat de chirurgen opeens alleen nog maar onderzoek uit de jaren zestig citeren. Want dat gootsteeneffect is allang weerlegd. Op kleine systemen werkt die corioliskracht? niet. Laat staan haarfollikelgroei in de baarmoeder. Meer onderzoek is nodig, schrijven de IgNobelprijswinnaars nederig.
Hendrik Spiering
Pijnlijke nepmedicijnen
Een neusspray met een snufje capsaïcine, de irriterende stof in chilipepers, werkt beter tegen pijn dan een spray met alleen water. Psycholoog en hersenonderzoeker Lieven Schenk ontdekte dit door een heet blokje bijna zeven seconden op de onderarm van zijn proefpersonen te leggen in het Universitair Ziekenhuis Hamburg-Eppendorf. Zijn deelnemers dachten dat ze een neusspray met de pijnstiller fentanyl of een nepmedicijn kregen en dat het een onderzoek was naar hoe goed de pijnstiller werkt. Een tintelend gevoel in de neus zou een bijwerking kunnen zijn, werd hen verteld. Maar de echte test was wat hun verwachtingen zouden doen met hun pijnervaring. Niemand had de pijnstiller in de spray.
De personen die aan een blokje met een branderig effect waren gesnoven, vonden het hete blokje op hun arm ongeveer vijf punten minder pijnlijk, gemeten op een schaal van 0 tot 100, dan de proefpersonen die aan water hadden gesnoven.
Schenk herhaalde het experiment met de deelnemers in een hersenscanner. Hij vertelde de helft van hen dat er helemaal geen fentanyl in de spray zat. Alleen bij de groep die dat nog niet wist, werkte de tintelende placebo tegen de pijn. Bij hen bleken afdalende zenuwbanen actief te zijn, die de pijn dempen.
Het is dus niet de tintelende bijwerking die de pijnervaring beïnvloedt, maar de verwachting van de behandeling.
Schenk is verrast door de Ig Nobelprijs, zegt hij desgevraagd. Hij is blij met de publiciteit. “Maar het gevaar is dat het onderzoek niet serieus wordt genomen.” Hij wijst op belangrijke inzichten voor de medische wetenschap en praktijk. “In medische studies heeft het medicijn vaak bijwerkingen, en de placebo niet. Het placebo-effect van verwachting is daarom sterker in de behandelde groep dan in de placebogroep.” In de spreekkamer kunnen artsen profiteren van zijn inzichten. “Ze zeggen vaak niet veel over bijwerkingen, vanwege het nocebo-effect: patiënten ervaren dan meer bijwerkingen. Maar ons onderzoek suggereert dat het misschien beter is om ze te benoemen en aan te geven dat bijwerkingen betekenen dat een medicijn werkt.”
Niki Korteweg
Lees ook
De ontdekking van de negatieve placebo
Munt landt op zijn voeten
Wie wil een munt zijn die nooit wordt opgegooid? Zanger Neil Young, misschien, die in zijn ode aan de ouderdom, “Old Man” (1971), zingt dat hij zich als een munt die niet naar je toe gegooid / gerold wordtNiet gegooid, en toch nog steeds rollend op weg naar huis – poëtische vrijheid, zouden we kunnen zeggen.
Maar wat gebeurt er als je muntje wordt opgegooid? Hoe groot is de kans dat het nog steeds op zijn pootjes terechtkomt, dat wil zeggen, op dezelfde kant? Of dat je boterham met pindakaas niet met de besmeerde kant op de keukenvloer belandt?
Volgens de Amerikaanse wiskundige Persi Diaconis hangt het ervan af hoe je de munt gooit. Hij ontwierp een model dat laat zien dat een gemiddelde munt meestal met dezelfde kant naar boven landt als toen hij werd gegooid. Volgens Diaconis komt dit doordat degene die de munt gooit hem een lichte ‘wiebel’ geeft die overeenkomt met zijn rotatieas. Volgens het model blijft de munt dan langer in de lucht hangen met de kant naar boven die naar boven was toen hij werd gegooid. Hij berekende dat de kans dat de munt ook op die kant landt 51 procent is.
Maar is dat ook getest, of blijft de validiteit van het model een kwestie van, nou ja, muntje opgooien? Een grote groep onderzoekers heeft het nu op de proef gesteld. Ze verzamelden 350.757 muntjes gooien met munten uit 46 landen en wat bleek: Diaconis’ berekening hield stand. De meeste munten landden met dezelfde kant naar boven als waarop ze werden gegooid. De valuta deed er niet toe, dollars, ponden en euro’s deden mee aan het experiment (1 euro, halve euro, 10, 5 en 2 eurocentmunten)
Of het model van Diaconis ook geldt voor rollende munten of boterhammen met pindakaas, is nog maar de vraag.
Sjoerd de Jong
Zo langzaam als een dronken worm
Dronken wormen bewegen zich langzamer door een waterloop met obstakels dan niet-dronken wormen. En lange wormen bewegen zich langzamer door de waterloop dan korte wormen. Zo’n waterloop is dus een goede manier om verschillende soorten wormen te sorteren, onderzoekers concludeerden van de Universiteit van Amsterdam in 2022 Wetenschappelijke vooruitgangHet experiment levert hen nu de Ig Nobelprijs voor Scheikunde op.
De hindernisbaan met de waterstroom is een wetenschappelijke scheidingsmethode die slalomchromatografie wordt genoemd. Chromatografie is een manier om stoffen te scheiden op basis van hun eigenschappen, bij slalomchromatografie vindt de scheiding plaats door te meten hoe snel verschillende stoffen over een parcours reizen, in dit geval een bak met pilaren waar water doorheen stroomt. De ‘stoffen’ die hier gescheiden moesten worden, waren dunne, ronde wormen (Tubifex-tubifex) die tussen de 10 en 40 millimeter lang kunnen worden. Sommige wormen kregen ethanol toegediend om ze minder actief te maken. Een mix van dronken en nuchtere wormen werd aan het begin van de waterstroom losgelaten, en de dronken wormen konden nauwelijks vooruitkomen. De nuchtere wormen bewogen snel en hadden dus een kortere transittijd.
De verklaring voor de traagheid ligt volgens de onderzoekers in de mate van opkrullen. De dronken wormen doen dit veel minder dan actieve wormen, waardoor de dronken wormen langer vast blijven zitten op de obstakels (net als de lange wormen ten opzichte van de korte wormen trouwens).
Wat is het grotere inzicht van dit onderzoek? Andere actieve polymeren, microscopisch kleine, moeilijk te onderzoeken actieve polymeren bijvoorbeeld, zouden goed gescheiden kunnen worden door slalomchromatografie.
Laura Wismans
Liana imiteert plastic nepplant
Er zijn veel voorbeelden bekend van dieren die planten imiteren, neem het wandelende blad en de wandelstok. Alsof dit nog niet bizar genoeg is: planten imiteren elkaar ook.
In 2014 werd ontdekt dat de klimliaan Boquila driebladige bootst de bladvorm van andere planten na wanneer hij erin klimt. Niet alleen dat, de Boquila kan zelfs meerdere plantensoorten tegelijk imiteren als hij zich er een weg doorheen baant. Hierin lijkt deze charlatan een beetje op een kameleon, die zich ook aanpast aan zijn directe omgeving.
De imitaties helpen met de het vermijden van herbivorenmaar hoe deze bedriegers dit überhaupt kunnen doen, was slechts speculatie. Zo dachten onderzoekers aan een soort interactie tussen de gastheer en de liaan. De gastheerplant zou chemicaliën afscheiden die de liaan genoeg vertellen om de bladeren te kunnen imiteren.
Een alternatieve hypothese betreft een vorm van plantenvisie. Deze stelt dat de Boquila letterlijk de bladeren van de gastheer konden ‘zien’ via een optisch mechanisme dat nog niet begrepen werd. Een nogal bizar idee, aangezien zicht primair als een dierlijk fenomeen wordt beschouwd.
Felipe Yamashita, destijds promovendus aan de Universiteit van Bonn, en plantenliefhebber Jacob White zagen hun kans schoon om Plant Vision-hypothese die in een experiment moet worden getest, waarvan de resultaten in 2020 in het wetenschappelijke tijdschrift zijn gepubliceerd Plantensignalering en -gedrag. Ze vertrokken daarvoor B. trifoliata plastic nepplanten klimmen. Hieruit kan worden afgeleid of imitaties worden veroorzaakt door een interactie met de waardplant of door een vorm van plantenvisie. Met een plastic plant is immers geen interactie mogelijk, redeneerden de onderzoekers.
En inderdaad: de lianen vertoonden duidelijk imitatie-plastic bladeren, of in ieder geval pogingen daartoe. Voor het bewijzen dat planten in staat zijn plastic vervalsingen te imiteren, ontvingen de onderzoekers de IgNobelprijs voor botanie.
Hoewel het onderzoek naar de plastic plantenimitator niet precies verklaart hoe dit ‘zicht’ van planten werkt, toont het wel aan dat planten meer zien dan we vaak vermoeden.
Harold Timans
[ad_2]