Gaan de historische romans van Arthur Japin en Joke van Leeuwen wel over het verleden?

[ad_1]

‘Mensen willen wel luisteren,’ zegt de man die elke dag op een kistje klimt om op straathoeken en pleinen de waarheid de wereld in te schreeuwen, ‘maar ze denken dat ze, als ze te dichtbij komen, iets moeten doen waar ze niet op voorbereid zijn. Dat is natuurlijk ook zo, want in ons leven moeten we voortdurend allerlei dingen doen waar we niet op voorbereid zijn. We zijn niet voorbereid op het hele leven. Jongen, een mens gaat elke fase van het leven in als een beginneling en alle tijden zijn onzeker.’

Ha, daar hebben we het, de titel van de nieuwe roman van Joke van Leeuwen, Alle tijden zijn onzekerDe man, Gaston, legt weinig nadruk op de zin, omdat hij zijn bestaansrecht als doemdenker als allesbehalve onzeker presenteert: ‘Daarom is er de zekerheid van wat ik zeker weet.’

De lezer is er nog niet zo zeker van. Gaston zegt dat hel en verdoemenis op handen zijn, voor de massa’s mensen die de voortschrijdende moderniteit als volgzame schapen volgen, gretig naar nieuwe kennis, naar technologische ontwikkeling. Hoewel dat in Gastons tijd nog geen ‘technologie’ heette. Die nieuwerwetse dingen zijn elektriciteit, vaccinatie (dat toen nog ‘variolatie’ heette), ballonvaren. We zijn in ‘die ene hoofdstad waar de rivier als een kromme ruggengraat doorheen stroomt’, Parijs, en het is 1783. Dus met de kennis van vandaag kunnen we Gastons ondergang ontkrachten, voor zover de gloednieuwe bliksemafleiders zeker geen aardbevingen veroorzaakten. Tegelijkertijd herkennen we ook zijn angst voor het onbekende, de drang om het oncontroleerbare te beteugelen – ook al weten we dat die angst ongegrond is, of dat die drang tevergeefs is.

Zo werkt de historische roman: het gaat over het verleden en het heden, want het beschreven verleden wordt onvermijdelijk geïnjecteerd met de kennis van het heden. De roman is immers nu geschreven en wordt nu gelezen, dus met kennis van hoe het is afgelopen, hoe het echt was. Maar tegelijkertijd willen we dat liever niet weten: wie een historische roman leest, wil ook ondergedompeld worden in dat verleden, zonder de toekomst te kennen. De personages wisten dat immers ook niet. Dus als ons heden te nadrukkelijk aanwezig is in het verhaal, voelen ze onwerkelijk, of is er te veel afstand om echt met ze mee te leven.

Het is een kwestie van balanceren. Of misschien moeten we het anders zeggen: waarom lezen we een historische roman? Vanwege het verleden, vanwege het heden, of iets ertussenin: vanwege wat het verleden ons kan vertellen over het heden?

Susan van der Meer

Arthur Japin wil iets over het verleden zeggen, zou je kunnen zeggen. Want hij schrijft boeken gebaseerd op biografische feiten, van balletdanser Vaslav Nijinski, schilder Edgar Degas, zangeres Anna Witsen. En zijn nieuwe roman, Het Stravinsky-spelgaat over Susan Sontag, de Amerikaanse schrijfster en denker, van wie Japins partner Benjamin Moser een bejubelde biografie schreef. Waarom dan een roman, vraagt ​​u zich misschien af, waarom dan ‘een fictief verhaal’, zoals Japin in het nawoord benadrukt?

Omdat Sontag hier de Japin-behandeling krijgt, is het antwoord kort – en Japin zelf geeft een langer antwoord in zijn uitgebreide nawoord. Het Stravinsky-spel beschrijft de episode uit Sontags leven in Sarajevo, waar ze als zestiger een paar maanden verbleef. Het was 1993, oorlog, en ze zette een gedurfd en opmerkelijk project op. In de belegerde stad vol getraumatiseerde mensen repeteerde ze met een groep acteurs voor een uitvoering van Becketts Wachten op Godot en bracht het naar het podium, als een culturele ontsnapping uit de grimmige realiteit. Voor de spelers, voor het publiek: regisseur Sontag gaf haar tijd en energie aan hen, ‘met gevaar voor eigen leven’, schrijft Japin. Het leek ‘plotseling een tweede natuur om er voor anderen te zijn’.

Sontag stond hier niet om bekend. Er zijn ‘heel wat anekdotes over hoe moeilijk, egocentrisch, ontoegankelijk of kortaf ze kon zijn’, en ‘hoe onnodig bot, abrupt en onaardig ze kon zijn’, schrijft Japin. Maar de romanschrijfster zet haar ‘Stravinsky-spel’ hier tegenover: als jonge vrouw fantaseerde Sontag al over hoeveel jaar van haar leven ze bereid zou zijn op te offeren als het een genie als Stravinsky (die ze als oude man in Los Angeles bij een uitvoering van zijn eigen muziek zag) meer tijd zou geven om te leven. Naast al haar bekende egoïstische assertiviteitsdrang dreef ook de wens om ‘zichzelf op welke manier dan ook nuttig te maken voor anderen’ haar, zoals Japin ons wil laten weten via zijn verteller, haar (fictieve) vriend Cody, die dat verlangen met haar deelt.

Het probleem is: door Sontag in Het Stravinsky-spel Japin wordt vooral afgeschilderd als de nog steeds sympathieke engel in Sarajevo, iemand die zichzelf kan bewonderen en wegcijferen, maar hij maakt nog steeds indruk plat karakter van haar, eenzijdig en weinig gelaagd. Want verteller Cody kan wel vermelden dat Susan de reputatie had ‘ook gevaarlijk harteloos en ongeïnteresseerd te zijn, snel boos en dan onnodig beledigend of ronduit bot en wreed’, maar dat zien we nauwelijks in de roman. Scènes waarin we Sontag zich onsympathiek zien gedragen (tonen, niet vertellen!), had meer indruk gemaakt. Japins manier van vertellen, in analyses en niet in anekdotes, werkt de levendigheid tegen. ‘De oppervlakkigheid van de mensen had haar angstig gemaakt’ in het Arizona van haar jeugd, stelt Cody. Maar Japin levert niet genoeg bewijs, in de vorm van een scène.

Het Stravinsky-spel niet gelezen moet worden om een ​​veelzijdige blik op het verleden, maar om Japins benadering ervan. Hij rekent haar tot zijn eigen groep van ‘verachte, onbegrepen, buitenstaanders, andersdenkenden, mensen van verschillende kleuren, mensen van verschillende temperamenten’, zoals redacteur Peter Nijssen de Japin-personages opsomde in het nawoord van de oeuvrecatalogus Mijn fictieve familie (2022). De nieuwe roman beoogt dus niet ‘een waarheidsgetrouwe weergave’ te zijn, zoals in het colofon staat, alsof het een juridisch bijsluiter is. Vreemd, in een roman, maar ja: wie met geschiedenis speelt, heeft blijkbaar wat uit te leggen. De historische figuur Sontag trekt dan ook de meeste aandacht in de roman; de verhaallijn van Cody, die haar in Sarajevo komt helpen omdat hij thuis iets te ontvluchten heeft (namelijk, als homoseksuele man, de aidsepidemie), weet nooit evenveel interesse te wekken. Zijn verhaal sluit niet echt aan bij het thema van de roman, namelijk Sontags opofferingsgezindheid.

Marie-Antoinette

Ook in Joke van Leeuwens Alle tijden zijn onzeker gaat over een historische figuur, de Franse koningin Marie Antoinette, die vanwege haar Oostenrijkse afkomst ‘de Buitenlander’ wordt genoemd. Maar ze is niet belangrijker dan de andere (hoofd)personages: de vrolijke uitvinder Vince en zijn vrouw Marie, en de doemdenker Gaston en zijn ‘leerling’ Pierre. Gewone mensen, die in de schaduwen van de geschiedenis zijn verdwenen, krijgen in deze roman de meeste ruimte, net zoals de onooglijke figuren die bijna verdwenen in de donkere marge van een schilderij van Jean-Honoré Fragonard centraal op de cover staan. Dit doet denken aan Van Leeuwens bekroonde roman Viering van het begin (2012), dat zich een paar jaar later afspeelt in Parijs, waar de Franse Revolutie was uitgebroken.

Vroeger moest je als lezer dat grote verhaal met de beschreven kleine levens min of meer zelf bedenken – en dat was een kwaliteit. Ook nu excelleert Van Leeuwen in levendigheid en detail: ze schetst haar Parijs vrolijk, of het nu gaat om een ​​ochtendlijke drankgelegenheid (‘Binnen zit de papegaai stil’), of om iemand met ‘een decolleté als een braakliggend veld’. Haar taal versterkt steeds de verwondering die zo past bij de karakteristieke Van Leeuwen-personages, buitenstaanders die het vermogen hebben om met lichte verbazing naar de wereld om zich heen te kijken – maar die zich er toch niet echt aan kunnen onttrekken.

Omdat die wereld om ons heen en de tijd, de zeitgeist misschien, hun invloed laten gelden. Deze keer zijn de grotere verhalen wat opvallender – vooral omdat de parallellen tussen het Parijs van toen en de wereld van nu heel aanwezig zijn. Vaccinatie: de een prijst de wonderen van de techniek, de ander voelt scepsis. Het succes van propaganda en leugens: angst verblindt en spektakel verkooptdus de massa wordt voor de gek gehouden. De mening van de massa en wat die kan veroorzaken: daar lijdt de (buitenlandse!) koningin, die in een etalage woont, aan. Hoe dan ook, de gevaren van de massa, waarvan er in de roman veel voorkomen, vormen een duidelijk motief. Het zijn allemaal verschijnselen die vertrouwd aanvoelen. Alle tijden zijn immers onzeker.

Van Leeuwen heeft dus wel wat te zeggen, over de ziedende massa waarin je als individu onderdrukt kunt raken, als je niet oppast. Daarmee lijkt de focus van haar historische roman in ons heden te liggen, ook omdat de parallellen met het heden de meest overtuigende verbindingslijnen zijn tussen de verschillende verhalen en personages. Van Leeuwen wil die parallellen met haar verhaal laten zien, en soms is dat net iets te voor de hand liggend, zoals wanneer de gewone jongen Pierre huivert ‘van het besef hoeveel macht men heeft over hen die zijn uitgeschakeld’ en daarmee vooral Van Leeuwens maatschappelijke analyse debiteert.

Zijn verhaal gaat dan vooral over ons – en de immersie, in het verhaal, in het verleden, is weg. Dat is waarschijnlijk precies wat deze historische roman over het verleden en het heden beoogt, maar het doet wel pijn.

Lees ook

Wie is hier het slachtoffer? Joke van Leeuwen schrijft heel subtiel over ‘gaslighting’

Wie is hier het slachtoffer? Joke van Leeuwen schrijft heel subtiel over 'gaslighting'




[ad_2]

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *