[ad_1]
Door de belofte in het Fries uit te spreken, is Tjeerd de Groot uit Woudsend weer lid van de Tweede Kamer. Vervolgens stelde hij direct Kamervragen over de Friese taal. In ja, Fries.
Hij had geoefend en het ging van een leien dakje: ‘Dat fel en ûnthjit me.’ Tjeerd de Groot uit Woudsend is weer terug in de plenaire zaal van de Tweede Kamer. Hij vervangt de komende vier maanden D66-collega Hanneke van der Werf, die met ouderschapsverlof is.
Dat De Groot zich sinds zijn verhuizing van Haarlem naar Woudsend vaker van zijn Friese kant heeft laten zien, bleek later op de middag ook. Net geïnstalleerd stuurde hij demissionair minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge (CDA) een reeks Kamervragen over de Bestjoersôfspraak Fryske taal en cultuur (BFTK).
Het BFTK is een overeenkomst tussen de provincie Fryslân en de overheid over het gebruik van de Wet op het Friese taalgebruik. Het Rijk en de provincie werken nu aan het zesde BFTK, maar door de val van het kabinet en de verkiezingen zal het akkoord dit najaar nog niet klaar zijn, maar pas in 2024.
Volgens De Groot mogen een wisseling van de wacht van de Tweede Kamer en de “mogelijke komst van een nieuw ministerie niet leiden tot minder betrokkenheid bij de Friese taal en cultuur.” Samen met Aant Jelle Soepboer (NSC) en Habtamu de Hoop (GL-PvdA) wil De Groot “de druk erop houden”.
Hij vindt dat “het Fries nu echt gelijk moet worden aan het Nederlands in Fryslân.” De D66-er ziet dat ze in Fryslân “door willen en zekerheid willen”. De Groot wijst samen met Soepboer en De Hoop op de precaire situatie van het cultuurhistorisch centrum Tresoar in Leeuwarden.
Brief ingediend bij de Leeuwarder Courant
Zolang de nieuwe BFTK er nog niet is, willen D66, NSC en GL-PvdA dat de minister de afspraken uit de vijfde BFTK en andere afspraken tussen de provincie en het rijk over de Friese taal en cultuur verlengt totdat de nieuwe BFTK er is. ondertekend.
Aanleiding voor de schriftelijke vragen is een ingezonden brief die is gepubliceerd in de Leeuwarder Courant . Het artikel is geschreven door twee bestuursleden van de Jonge Democraten Fryslân, de jongerentak van D66.
[ad_2]