‘Lange tijd dacht ik dat wij mindere mensen waren’: Henk Betten beschrijft hoe het is om doof door het leven te gaan

[ad_1]

“Je hebt een prachtig boek geschreven.” Terwijl ik de woorden zo duidelijk mogelijk probeer uit te spreken, doe ik alsof ik een onzichtbaar boek opensla. Dan geef ik je een duimpje omhoog. Een nogal onhandige poging tot gebarentaal, denk ik enigszins beschaamd. En inderdaad, Henk Betten kijkt mij niet-begrijpend aan.

Henk Betten (85) strijdt al tientallen jaren voor de emancipatie van de dovengemeenschap en de erkenning van gebarentaal. De doofgeboren schrijver vertelt zijn eigen levensverhaal in zijn nieuwste boek, dat in augustus vorig jaar verscheen Van taboe naar herkenning. Een leven vol gebaren . Na mijn onhandige poging tot gesprek begint hij vrolijk te glimlachen. Hij wijst naar de voordeur van de Koninklijke Kentalisbibliotheek in Haren en zegt met opvallende maar hoorbare stem: ‘Tolk.’

Net op het moment dat ze nodig is, komt Anneke Kooistra tussenbeide. De tolk Nederlandse Gebarentaal komt ons helpen met het gesprek. Betten vertelt over zijn boek via Kooistra, die Nederlands naar gebarentaal en gebarentaal naar het Nederlands vertaalt. Net als zijn eerdere boeken gaat dit werk over de emancipatie van doven en de herkenning van gebarentaal. Toch is het ook anders. ‘Ik heb altijd al boeken over anderen geschreven,’ begint Betten te gebaren. “Nu begon ik na te denken en te schrijven over wie ik ben, over mijn eigen leven.”

Gebarentaal verboden

Dat leven begon op 7 december 1938, toen Betten als boerenzoon werd geboren in Langedijke in de gemeente Ooststellingwerf. Na een tijdje ontdekten zijn ouders dat hij doof was, net als zijn oudere zus Hilly. Op driejarige leeftijd ging hij daarom naar het Guyot Instituut voor Doven in Groningen. Hoewel hij zijn ouders maar eens in de twee weken zag en ze soms erg miste op het internaat, vond hij het daar leuk. Al deelt hij in zijn boek ook herinneringen aan minder fijne momenten. Zoals die ene keer dat de spraakleraar hem sloeg met een houten liniaal. Sowieso stoort het Betten nog steeds dat leerlingen destijds in het dovenonderwijs absoluut moesten leren spreken. En die gebarentaal was om die reden verboden.

“Om te begrijpen waarom dat zo was, moet je naar de geschiedenis kijken”, gebaart Betten, die dit verleden in eerdere boeken al heeft onderzocht. “In 1880 was er een congres in Milaan, waar vertegenwoordigers van dovenscholen over de hele wereld bijeenkwamen. Tot dan toe waren gebaren toegestaan ​​in het dovenonderwijs, maar nu zijn ze taboe verklaard. Het idee was dat dove mensen moesten leren spreken. Het belangrijkste argument was dat spreken de norm is in de samenleving en dat gebaren je niet kunnen helpen in de samenleving. Doven moesten zich dus aanpassen aan het horen.”

En zo werd kleine Henk gedwongen om tijdens de schoollessen te praten, met zijn handen op zijn rug. Belachelijk, denkt hij nu. “Het Nederlands is slechts tot op zekere hoogte toegankelijk voor doven. Onze taal is gebarentaal. Dit is de taal die we als kind van nature leren, de taal waarin we ons het beste kunnen uitdrukken. Je kunt het vergelijken met mijn ouders. Zij spraken het liefst Stellingwerfs en vonden het moeilijk om in het Nederlands te communiceren. Zou het niet absurd zijn als we Stellingwerfs zouden verbieden? Maar zo was het voor mij. Want wat Stellingwerfs was voor mijn ouders, is gebarentaal voor mij.”

Emancipatie

Er was nog iets dat Betten dwars zat toen hij later in zijn leven onderzoek deed naar het congres in Milaan. Het bleek dat horende mensen destijds kozen voor de ‘spraakmethode’ en tegen gebarentaal. De doven, die op de bijeenkomst in de minderheid waren, werden niet gehoord. Het was een voorbode voor de komende honderd jaar: steeds weer bleven horende mensen beslissingen nemen voor doven.

Zo ging het tot ongeveer 1980, toen de dovenemancipatie in een stroomversnelling kwam. Betten heeft hieraan bijgedragen. Als schrijver, maar ook als lid van bijvoorbeeld de Nederlandse ChristenUnie van Doven en voorzitter van het Fries Sociaal Cultureel Centrum voor Doven (Frido).

“Vroeger zaten er veel horende mensen in de besturen van dovenverenigingen. Dove mensen keken in die tijd erg op tegen horende mensen, dus lieten ze zich leiden door horende mensen. Maar ik dacht: dove mensen kunnen dit ook zelf. Daar kwam ik voor op. En met succes. Tegenwoordig bestaat bijvoorbeeld de Christelijke Dovenvereniging alleen nog maar uit doven. Dit is belangrijk. We moeten onze eigen belangen behartigen en niet luisteren naar degenen die het horen. Als dove mensen moeten we voor onszelf opkomen!” Betten beeldt af met een krachtig gebalde vuist.

Geloven

Betten stak veel tijd in zijn activiteiten voor de dovengemeenschap, maar vond het niet moeilijk. Na een periode waarin hij zoekende was – Betten beschrijft in zijn boek waar hij tegenaan liep toen hij als jongvolwassene de beschermende omgeving van het doveninstituut verliet en zijn plek in de horende samenleving moest veroveren – gaf dit werk hem juist energie . Tegelijkertijd putte hij ook kracht uit het geloof. Het Bijbelverhaal over een blindgeboren man, in Johannes 9, was vooral belangrijk voor hem.

“In dit verhaal vragen de discipelen van Jezus: ‘Heeft de blindgeborene zichzelf of zijn ouders gezondigd?’ Jezus antwoordde: ‘Niet hij, noch zijn ouders, maar Gods werk moet in hem openbaar worden gemaakt.’ Dit opende mijn ogen. Mijn zus Hilly en ik zijn niet doof omdat wij of onze ouders hebben gezondigd. Lange tijd heb ik gedacht dat we mindere mensen waren, omdat we doof waren.”

Nu is dat minderwaardigheidscomplex volledig verdwenen. Hij heeft tenslotte meerdere boeken geschreven. God speelde daar ook een rol, benadrukt Betten. “God heeft mij veel geholpen. Met zijn hulp heb ik verschillende boeken kunnen publiceren. Omdat ik elke dag de Bijbel lees, heeft Hij mij de wijsheid, kracht en inspiratie gegeven die nodig is om dit mogelijk te maken.”

Dove geschiedenis

Op het gebied van dovenemancipatie is in Nederland de afgelopen decennia veel bereikt, zegt Betten. “Maar het kan altijd beter. Bijvoorbeeld op het gebied van kennis. Veel horende mensen weten nog steeds niet hoe het is om doof te zijn en vinden het lastig om contact te maken met dove mensen. Cursussen kunnen hierbij helpen. Daarnaast voelen sommige dove mensen nog steeds minder, maar dat hoeft niet. Rijk, arm, doof, horend – voor God zijn we allemaal hetzelfde.”

“Ik vind ook dat er op dovenscholen een extra vak moet komen: dovengeschiedenis. Kinderen leren alleen over de geschiedenis van horende mensen, maar de geschiedenis van dove mensen hoort daar ook bij.” Betten haalt een kopie op van Van taboe naar herkenning en begint te glimlachen. “Het zou goed zijn als studenten dit boek in de toekomst lezen!”

Van taboe naar herkenning. Een leven vol gebaren. Henk Betten. Elikser Uitgevers. 19,50 euro

[ad_2]

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *