[ad_1]
Wiskundedocenten zijn niet verbaasd dat Nederlandse basisschoolleerlingen vaak nog geen basisschoolniveau hebben in rekenen en wiskunde.
Zijn oren klapperden. Wiskundeleraar Henk Vegter ervoer dat een pabo-student aan wie hij bijles gaf niet wist hoeveel centimeter er in een meter past. “Als je eigen rekenvaardigheid niet hoog genoeg is, hoe kun je dat dan later aan een klas uitleggen?” zegt Vegter.
Dat drie op de vier vmbo-leerlingen de stof van de basisschool nog niet onder de knie heeft, verbaast de wiskundeleraar niet, zo blijkt uit een nieuw rapport van de onderwijsinspectie. Van de tweedejaars havo- en vwo-leerlingen zat 20 procent onder het niveau dat ze aan het begin van de middelbare school hadden moeten hebben.
Om het tij te keren moet het rekenniveau van docenten omhoog, vindt de docent. “We zitten in een vicieuze cirkel waarin veel docenten zelf niet goed genoeg zijn in rekenen. Studenten leren daar te weinig van en stromen dan door naar dezelfde lerarenopleiding waar hun docenten vandaan komen.”
Vegter vraagt zich af waarom bijvoorbeeld de ouderwetse staartdeling, in zijn ogen een uitstekende methode om te leren verdelen, in de klas min of meer verdwenen is. “Je hoort nu veel leraren zeggen dat staartdelingen een truc is. Dat zijn vaak degenen die het zelf niet goed genoeg kunnen uitleggen.”
Geen stampen meer
Onderwijspedagoog Peter Langerak van het Nederlands Wiskundig Instituut schrijft de slechte rekenvaardigheid van Nederlandse leerlingen toe aan de manier waarop het onderwijs is georganiseerd. Volgens Langerak maakt het traditionele maischen steeds meer plaats voor rekenen met context, zoals verhaalsommen met veel taal om optellen en aftrekken te leren. Volgens hem gebeurt dat alleen in Nederland zo. “Er is nooit goed onderzoek gedaan naar de vraag of je er daadwerkelijk mee leert rekenen.”
Om te zien wat werkt, keek Langerak naar Engeland, waar het wiskundeonderwijs de afgelopen tien jaar een metamorfose heeft ondergaan. Daar zit meer structuur in de lessen en dat werkt, zegt hij. “In Nederland geven we bijvoorbeeld op maandag rekenen met deelsommen en op woensdag rekenen met tijd.”
Dat gebeurt in Engeland niet. “Het duurt daar veel langer voordat ze een dieper begrip krijgen. En er zit een volgorde in de vaardigheden. Als u eerst verhoudingstabellen leert, kunt u vervolgens eenvoudig percentagesommen maken. In ons onderwijs loopt nu alles door elkaar.”
Vakoverschrijdend rekenen
De geïnterviewde leerlingen in het rapport van de onderwijsinspectie geven aan dat ze de lessen rekenen en wiskunde vaak te rommelig vinden. Ze houden niet van het vak en zien er het nut niet van in.
Om dit te veranderen probeert het St. Bonifatius College in Utrecht het rekenonderwijs beter te integreren in andere vakken. “De uitgevers bepalen wat er in de leerboeken staat en dat wordt per lesmethode per vak anders uitgelegd. Dat is verwarrend. Daar worden kinderen gek van”, zegt Kees Hooyman, wiskunde- en natuurkundeleraar en wiskundecoördinator op de school.
Daarom beoefent de Utrechtse school nu ‘vakoverschrijdend rekenen’, een manier waarop in iedere les dezelfde methode van rekenen wordt geoefend. Zo wordt er vaak gebruik gemaakt van een verhoudingstabel waarin getallen in een tabel worden geplaatst. Zowel in economie als natuurkunde, wiskunde en scheikunde.
Dat loont, ziet Hooyman. “Sinds we hiermee zijn begonnen, is het plezier toegenomen. Ongeveer 40 procent van onze studenten kiest inmiddels een vak als natuurkunde in hun profiel. Dat is mooi, want we hebben al die technici nodig in de samenleving.”
Spelletjes werken niet
Wiskunde wordt pas leuk als het lukt, zegt wiskundedocent Sacha van Looveren. Ze gaf twintig jaar les in de klas en zag leerlingen opbloeien toen ze het eindelijk onder de knie hadden. “Maak vergelijkingen. Geen enkele student denkt ‘ja, daar ga ik mee aan de slag’. Maar na die strijd krijg je ook een beloning als het lukt en motivatie om door te gaan.”
In haar beginjaren probeerde Van Looveren haar lessen soms ‘op te fleuren’ met cijferspelletjes. “Dan hadden ze een mooie les gehad, maar hadden ze niets geleerd. Deze verrijking van de lessen zie ik ook terug in de lesmethoden met veel plaatjes en verhaalopgaven. Dat werkt contraproductief.”
Wat werkt? Orde houden in de klas en de stof stap voor stap uitleggen, zegt Van Looveren. “Veel lessen Nederlands zijn onrustig. Dan is de uitleg goed, maar dan wordt het een complete chaos. Dan leer je niet goed en kun je de volgende stap niet zetten. Wie niet kan vermenigvuldigen, kan later ook niet met breuken rekenen.”
Lees ook:
Een simpele rekensom is voor veel leerlingen te lastig
Leerlingen in de onderbouw zijn zo slecht in rekenen, dat ze later wellicht niet meer goed kunnen functioneren in de samenleving, zegt de onderwijsinspectie in een nieuw rapport. Bijna drie op de vier vmbo-leerlingen halen niet het gewenste niveau.
[ad_2]