[ad_1]
Ongeveer drie weken lang lag Ad van Denderen in de duinen op het strand van Punta Paloma, het zuidelijkste puntje van Spanje, waar Afrikaanse vluchtelingen regelmatig de Straat van Gibraltar overstaken. Van een uur of twee tot ongeveer half vijf in de ochtend, toen de zon weer opkwam, lag hij met zijn 35mm-camera in het zand te wachten tot hij een boot hoorde naderen. Overdag vertelde hij me een paar jaar geleden NRC, liep hij langs de haven om de vissers te vragen hoe de stroming was. Als het te sterk was, zou er toch niemand komen. Toen hij na 21 nachten eindelijk een motor op zee hoorde brullen, rende hij het strand op en fotografeerde de tientallen vluchtelingen die vanuit een rubberboot aan land kwamen. “Een onwerkelijk tafereel, die mensen die midden in de nacht over die donkere zee komen. Er werd niet veel gepraat, ik weet nog dat ik binnen een uur al mijn sigaretten had uitgedeeld.”
De foto’s van die vroege ochtend in 2001 – vage schaduwen die in het water waden, doodsbange gezichten, kletsnatte kleding – hangen dit najaar in de overzichtstentoonstelling van Ad van Denderen (Zeist, 1943) in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Indringend, dichtbij, wanhoop en hoop gecombineerd in enkele beelden. Nu, ruim twintig jaar later, zijn foto’s van migranten overal en uitgebreid aanwezig in de media. Toen Van Denderen eind jaren tachtig begon, was migratie nog beperkt van omvang, werd het door de meeste mensen nog niet als een probleem gezien en was er nauwelijks aandacht voor in de pers en in het publieke debat.
Hardnekkigheid
De foto’s die hij maakte in Punta Paloma zijn een goed voorbeeld van zijn gedrevenheid en vasthoudendheid; Van Denderen is niet iemand die langskomt bij een nieuwsevenement, foto’s maakt en verder gaat. Meestal gaat hij meerdere keren naar dezelfde plaats of regio, doet onderzoek, bestudeert verschillende perspectieven, praat, kijkt, snuffelt, wacht – desnoods 21 nachten. Een langetermijnman: voor zijn serie Wel of niet doorgaan (waar bovengenoemde foto’s deel van uitmaken) reisde hij tussen 1986 en 2001 vijftien jaar lang langs de randen van Europa, en deed dat daarna nog eens vier jaar voor Zo blauw, zo blauw (2003-2007, nu in kleur). Hij reisde meer dan tien keer naar Israël, wat resulteerde in Vrede in het Heilige Land (1997), Martelaarschap (2004) en Steen (2017), en bezocht Afrika voor het eerst in 1984 tijdens een reis van 12.000 kilometer van Caïro naar Kaapstad, waarna hij verschillende keren terugkeerde: Welkom, Zuid-Afrika (1991), Welkom vandaag (2017).
Het is deze intensieve en betrokken werkwijze die Van Denderen kenmerkt, naast zijn scherpe oog voor vorm, structuur en compositie – hij is opgeleid als grafisch ontwerper – en zijn vermogen om zichzelf steeds opnieuw uit te vinden. Zijn werk ontwikkelde zich van journalistiek naar meer klassieke reportage naar series waarin de samenhang tussen de foto’s steeds losser werd, waardoor de afzonderlijke foto’s zelfstandiger werden. En vanaf het moment dat hij in 1967 zijn lens vooral richtte op misstanden in de wereld, bleef hij onderzoeken hoe hij zijn werk het beste kon uiten. Op de tentoonstelling in Rotterdam is onder meer een zestien meter lange vitrine te zien met daarin een aantal van de tijdschriften waarin zijn buitenlandse reportages lange tijd ruimschoots de gelegenheid kregen – 24 pagina’s in Gem17 pagina’s binnen Vrij Nederland, waren destijds geen uitzonderingen. Hij experimenteerde met zijn boeken – zo was het Wel of niet doorgaan geen klassiek fotoboek, maar bevatte ook afbeeldingen van toeristische brochures die het land waaruit mensen vluchtten promootten als een exotisch paradijs. Het contrast met de rennende, kletsnatte, wanhopige migranten die elders hun toevlucht zoeken is griezelig zichtbaar.
Onderzoekend karakter
Hans Gbraken, die als grafisch ontwerper het fotoboek in 2017 maakte Steen met Van Denderen, die inmiddels verantwoordelijk was voor het ontwerp van de zalen, slaagt erin recht te doen aan zijn rijke oeuvre van bijna zes decennia. In de verscheidenheid aan presentatieformaten in de tentoonstelling zien we het onderzoekende karakter van Van Denderen terug: er zijn foto’s in lijstjes, als prints aan de muur gehangen, als een soort slideshow op een groot scherm geprojecteerd, gigantische formaten in een lichtbak. In de vitrine liggen tijdschriften, notitieboekjes, contactbladen, modellen, dummy’s en al zijn boeken – voor wie meer wil zien dan de krappe selectie van zo’n 200 foto’s aan de muur. Het idee achter de titel Onderwegwat uiteraard ook staat voor Van Denderends passie voor reizen, zie je ook terug in de belettering: Gstromen koos voor het Highway Gothic, het bewegwijzeringslettertype dat oorspronkelijk werd gebruikt op grote verkeersborden in de Verenigde Staten en later in verschillende landen – een slimme en grappige detail.
Ook voor wie Van Denderen tijdens zijn carrière van vrij dichtbij heeft gevolgd, zijn er verrassingen. Door met de ogen van nu naar foto’s van toen te kijken, koos Van Denderen soms voor beelden die hij nog niet eerder had afgedrukt. Vond hij die griezelige beelden van schaduwen van migranten die twintig jaar geleden door de duinen renden misschien te vaag? Passen ze misschien beter bij zijn idee dat een beeld ook op zichzelf kan staan, meer vorm kan hebben dan een verhaal? En wie kende die foto’s die hij eind jaren zeventig maakte in twee Amsterdamse gevangenissen, aan het Kleine-Gartmanplantsoen en de Havenstraat, vlak voordat ze zouden verhuizen naar de nieuwbouw Bijlmerbajes? Het was een van zijn eerste grote documentaireprojecten; een prachtig portret van typische jaren zeventig mannen in jaren zeventig kleding – gemaakt volgens de Van Denderen-methode: hij liet zich twee weken opsluiten om te ervaren hoe het voelde: gevangenschap. Wij weten het antwoord niet. Het indrukwekkende oeuvre dat hij vervolgens opbouwde, voortdurend onderweg, steeds weer reizend, doet vermoeden dat dit niet zo goed ontvangen moet zijn.
Lees ook: ‘Bijboot in de nacht’
[ad_2]