Peter van Rooijens ‘Liefde, dood & taart’ is een wonderlijke mengeling van geluk en ongemak

[ad_1]

Het is tijd voor taart bij Peter van Rooijen. Na Liefde, dood en zwaartekracht (2018) en Liefde, dood en Bob Ross (2021) is zijn nieuwste voorstelling Liefde, dood & taart het dessert, het slotstuk van wat hij de ‘liefde/dood-trilogie’ noemt. Al snel wordt duidelijk dat taart niet alleen maar feest betekent. Zelfs “als je verdrietig en leeg en eenzaam bent” is het tijd voor taart, zingen Van Rooijen en een vierkoppige band aan het begin en einde van de avond.

De taart is een bekend symbool om alle nummers met elkaar te verbinden. Ogenschijnlijk oppervlakkig, maar achter de verschillende lagen kan van alles verborgen zijn. “Het is een heerlijke mengeling van geluk en ongemak, zondagskind en zielsverwant zien elkaar bij taart”, zegt Peter van Rooijen (39). Zo’n heerlijke mengeling van geluk en ongemak is ook ruimschoots aanwezig bij Van Rooijen zelf, en hij zingt erover in een sterk liedjesprogramma.

Zo ervaart Van Rooijen ongemakken in zijn leven als zelfstandige. In een geestig lied, op Jeroen van Merwijkiaanse wijze monotoon en staccato gezongen, horen we over zijn emoties als hij ‘op zijn geld moet wachten, geklemd tussen werk en betaling’. In zo’n lied is de nihilist in Van Rooijen zichtbaar: hij verwoordt op treffende wijze de universeel herkenbare tragiek van iets uitzonderlijk banaals, waaraan toch geen ontsnappen mogelijk is.

Lees ook het interview met Peter van Rooijen: “Het is oké om een ​​onbeduidend leven te leiden”

Sterk en vermakelijk

Van Rooijen kan gemakkelijk en vrolijk zingen over dit soort overzichtelijke problemen. Net als over sterilisatie, de keuzestress bij het zien van een eindeloze menukaart of over zijn ergernis over de vele auto’s op straat. Beheersbare ergernissen, waarbij we de opgewekte pessimist horen dat Van Rooijen zo goed kan zijn. Venijnig ook, in een lekker bijtend nummer over de vele situaties waarin hij aan een bepaald persoon denkt (“Als iemand door het nieuws praat / en even later vraagt ​​waar het over gaat / denk ik aan jou”).

De meeste nummers zijn op zichzelf erg sterk en vermakelijk, begeleid door een geweldige band. Het is echter indrukwekkend hoe Van Rooijen ervoor heeft gezorgd dat dit soort liedjes gezamenlijk ook iets groters vertegenwoordigen: een schild dat bedekt dat Van Rooijen het een stuk lastiger vindt om echt over zichzelf te zingen, laat staan ​​erover te praten. Je bent misschien een haarscherpe waarnemer van alles om je heen, maar dit op jezelf toepassen is iets heel anders, zo blijkt.

Deze theorie wordt verbeeld in een grappige terugkerende scène, het enige moment waarop Van Rooijen praat en niet zingt. Hij weet snel de meest uiteenlopende vragen van zijn therapeut te beantwoorden. Wat is familie voor hem? “Een bron van hitte en irritatie.” Lievelingseten? “Pasta met zalmchips.” Is hij een vrolijk persoon? “Goed gedaan.” Toch is er altijd één heel persoonlijke vraag die hem raakt en waarop hij altijd geen antwoord kan geven.

Op originele wijze maakt Van Rooijen duidelijk dat zelfs de meest hardnekkige gevallen een gevoelige plek hebben. Hem ook. Een bepaalde ‘rotte melodie’ uit een stad die hij aanvankelijk had verlaten, brengt hem soms terug naar plekken in zijn hart die hij normaal gesproken liever vermijdt. Vervolgens geeft de band ruimte aan de gitaartokkel van Van Rooijen, die eindelijk opengaat. De stemmige liedjes die hij speelt, over zijn laatste gedachten of over wat hij zegt als hij voor de spiegel staat (“Welterusten, nep-Javaan”), zijn meeslepend en indrukwekkend.

[ad_2]

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *