[ad_1]
Wij zijn docenten in opleiding aan de Universiteit Leiden. Na de bewuste keuze om een opleiding tot ‘eerstegraads’ leraar (voor de bovenbouw van havo en vwo) te volgen, een stage te lopen en in sommige gevallen al een baan te hebben, concluderen wij: lesgeven is spannend, leuk en zinvol werk, maar het perspectief op een vreugdevolle carrière op lange termijn voor de klas is mager.
Scholen voor voortgezet onderwijs moeten de komende tien jaar rekening houden met een structureel lerarentekort. Vooral de vakken Frans, Duits, klassieke talen, natuurkunde en scheikunde bevinden zich in de gevarenzone. De vraag is of deze vakken in de toekomst onderwezen kunnen worden. Ook kernvakken als Nederlands en wiskunde kampen met grote lerarentekorten. Wat is dit? Waarom willen niet meer mensen leraar worden? Zijn wij gek? Nee, maar een aantal zaken kunnen anders en beter. Het probleem lijkt niet te zijn om leraren te krijgen, maar om ze te behouden.
Om te beginnen is het imago van leraar zijn niet goed. Studenten vragen ons vaak: ‘Je studeert aan de universiteit, waarom zit je in de klas?’ Het werk oogt eentonig en biedt weinig mogelijkheden voor ontwikkeling binnen het vakgebied en het burn-outpercentage is hoger dan in andere sectoren. Universiteitsstudenten zien de lerarenopleiding soms als een soort tijdverdrijf, een makkelijke manier om studiepunten te verdienen. Het is bijna zonde om leraar te worden als je een wetenschappelijke opleiding hebt gevolgd.
Een beeld dat de universiteiten bevestigen: onderzoek wordt tijdens de opleiding sterk aangemoedigd, terwijl onderwijs op een informatiemarkt maar één keer ter sprake komt. Daarnaast haken veel leerlingen die aan de lerarenopleiding beginnen af, vanwege de vage, niet-inhoudelijke lesstof die niet echt helpt bij het lesgeven aan een driejarige middelbare schoolklas met 32 kinderen.
Deprimerende sfeer
Op de scholen zelf heerst een soortgelijke deprimerende sfeer stemming. De kwaliteit van het onderwijs gaat achteruit. Iedere docent die wij spreken ziet het niveau van de geleverde leerlingen dalen. Om daar verandering in te brengen, hebben wij voor onderwijs gekozen. Maar deze ambitie wordt niet gedeeld: geld voor verbeteringen belandt zelden in de klas. De zogenaamde lump sum financiering – schoolbesturen krijgen per leerling geld dat ze naar eigen inzicht kunnen besteden, maar dragen ook zelf de financiële risico’s – is een uitnodiging gebleken om onderwijs zo goedkoop mogelijk aan te bieden. De reservebuffers lopen in de miljarden euro’s, maar de klassen zijn groot en leraren hebben het gevoel dat hun mogelijkheden worden bezuinigd.
Waarom besteden we het geld niet aan dingen die de kwaliteit verbeteren? Daartoe behoren kleinere klassen, gelijke beloning voor leraren met hetzelfde werk (echt, dat is nu niet het geval) en meer tijd en middelen voor ontwikkeling in het beroep. In plaats daarvan zien we dat scholen geld gebruiken om zichzelf te ‘profileren’, om zo leerlingen weg te kapen van de concurrentie. Als docenten worden we afgeleid door werkgroepen rond vage thema’s als ‘leerlingeigenaarschap’. We kunnen onze tijd beter besteden aan het ontwikkelen van lesmateriaal dat aansluit bij de behoeften van onze leerlingen, of beter leren lesgeven in volledige klassen.
En zo wordt onze verbazing steeds groter. Het aantal fte’s in het voortgezet onderwijs is de afgelopen tien jaar nog nooit zo hoog geweest. Het aantal studenten neemt toe, met uitzondering van de Randstad. Toch kiezen steeds meer scholen voor een vierdaagse werkweek of minder lesminuten per vak.
Leren gebeurt niet automatisch
Wellicht heeft dit ook te maken met de strijd om de student. Zo verkocht het Picasso Lyceum in Zoetermeer het idee van een les van slechts 30 minuten als ‘connectief leren’. In zo’n les kunnen leerlingen zichzelf zijn, ervaren ze geen druk en gaat het leren automatisch. Bij deze manier van denken is de student een klant die verleid wordt een aantrekkelijk product te kopen. De leraar is niet de belangrijkste figuur in het groeiproces van die klant.
Natuurlijk zijn we er pas net komen kijken, en het klinkt misschien pedant. Aan de andere kant, als we met leraren en bestuurders over onze observaties praten, krijgen we eigenlijk nooit een duidelijk weerwoord. Dat maakt ons onzeker. Want ja, lesgeven is een belangrijk, betekenisvol en mooi beroep. Maar help ons om er met overtuiging voor te kiezen.
[ad_2]