[ad_1]
In januari 1809 namen 64 ongehuwde vrouwen deel aan een kortebaanwedstrijd voor vrouwen in Leeuwarden. Pieter Roelofs, hoofd collectie afdeling Beeldende Kunst van het Rijksmuseum, ontdekte in de Verenigde Staten een schilderij van dat historisch belangrijke moment.
Nergens ter wereld is het verlangen naar vorst zo groot als in Nederland. Een groot aantal landgenoten – wellicht bent u er één van – kunnen simpelweg niet wachten om tijdens de eerste vorst van het jaar de schaatsen aan te trekken of naar schaatswedstrijden te kijken. Het is waar dat het fenomeen ‘ijskoorts’ tijdens het winterseizoen in ons land bijna de omvang kan bereiken van een nationale epidemie.
Eerlijk gezegd moet ik toegeven dat ik ieder jaar in de ban ben van het winterweer. Sinds mijn kindertijd heb ik een grote interesse in kunst en geschiedenis. Daarnaast houd ik van sporten in de meest uiteenlopende gedaantes. Op wonderbaarlijke wijze kwamen deze drie liefdes jaren geleden bij toeval samen toen ik tijdens een verblijf in de VS een Amerikaans gezin bezocht in een dorp ten noorden van New York. Ze had onlangs een grote collectie schilderijen geërfd, voornamelijk zeventiende-eeuwse Nederlandse werken.
Omdat ze nog geen duidelijk plan hadden voor deze collectie, bewaarden de familieleden de doeken en panelen in grote kartonnen dozen, rug aan rug, frame aan frame. Hun vraag aan mij betrof de interpretatie van de schilderijen. Wat valt er te zeggen over het kunsthistorische belang, de betekenis en de kwaliteit van de kunstwerken?
Winterse sfeer
Zorgvuldig bestudeerde ik de schilderijen van grotere en kleinere Hollandse meesters totdat ik plotseling een heel bijzonder negentiende-eeuws doek tegenkwam waarop een ijstafereel was afgebeeld door de Friese schilder Nicolaas Baur. Ik herinner mij dit moment nog levendig: hier kwamen kunst, geschiedenis en sport onverwacht samen, en dat alles in een prachtige winterse sfeer.
Afgebeeld waren schaatsers op een bevroren water, gadegeslagen door een enorme menigte toeschouwers. Terwijl ik naar de voorstelling keek, viel het mij op dat het decor van het spektakel een kerktoren, een molen en enkele stadspoorten liet zien. Niet verwonderlijk dat de stof traditioneel is Een skatescène op een bevroren waterweg nabij een stad Was genaamd.
Dit was ongetwijfeld geen fantasiebeeld, maar een bestaande locatie, waarschijnlijk in het noorden van ons land. Bovendien ging het niet alleen om schaatsers, maar om schaatsvrouwen, wat begin negentiende eeuw zeker geen vanzelfsprekendheid was. Zou dit kunnen gaan over de weergave van een specifiek moment in de vroege Nederlandse sportgeschiedenis, vooral met vrouwelijke hoofdrolspelers?
Westerstadsgracht
U kunt zich waarschijnlijk voorstellen dat het schilderij gedurende de rest van mijn bezoek mijn gedachten domineerde. Diezelfde avond ben ik in mijn hotel op zoek gegaan naar de eerste aanknopingspunten via internet en na terugkomst in Nederland heb ik het onderzoek voortgezet in diverse archieven en musea. Al snel bleek dat het tafereel uitzicht bood op de Westerstadsgracht in Leeuwarden, met in de verte de Oldehove, molen De Arend en de Vrouwepoort.
Een belangrijke vraag was of er vóór 1810, het jaar waarin Baur zijn schilderij dateerde, daadwerkelijk op deze locatie een schaatswedstrijd voor vrouwen had plaatsgevonden. Het antwoord was bevestigend. Precies op deze locatie werden in 1805 en 1809 twee van de eerste en beroemdste damesschaatswedstrijden uit de geschiedenis gehouden, die niet alleen in hun eigen tijd furore maakten, maar ook de vrouwensport in de rest van de negentiende eeuw zouden beïnvloeden.
Nicolaas Baur schilderde, zo bleek, de kortebaanwedstrijd voor vrouwen die op 20 en 21 januari 1809 werd gehouden. Dat weekend konden 64 ongehuwde vrouwen van 16 tot 36 jaar uit heel Fryslân strijden op een 149 meter lange baan die gebouwd op de bevroren Stadsgracht.
Gouden oorijzer
Duizenden enthousiastelingen keken enthousiast toe hoe de hoofdprijs, een gouden oorbel, werd gewonnen door de 21-jarige schippersdochter Houkje Gerrits Bouma uit Feanwâlden na een eliminatiesysteem van zes rondes verspreid over twee dagen. Ze moet een van de grootste schaatstalenten van de negentiende eeuw zijn geweest. Nadat ze vier jaar eerder in de halve finales werd uitgeschakeld door de latere toernooiwinnaar Trijntje Pieters, wist ze dit keer in de beslissende fase de zeventienjarige Mayke Meyes Visser uit Heeg te verslaan.
Volgens de tijdmetingen van destijds voltooide Bouma het parcours in twaalf seconden, wat ze veertig jaar later behaalde Met vriendelijke groet Haarlemsche Courant werd opgenomen in een overzicht van de snelste renners uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Haar naam werd opgenomen in de annalen van het Nederlandse schaatsen, maar ook negatieve reacties waren haar deel. Critici vonden het ongepast dat vrouwen – vooral ongehuwde vrouwen – zich aan schaatswedstrijden waagden. Ze benadrukten wat zij zagen als de ongepaste stijl, schandalige kleding en extreme uitputting van de deelnemers.
Blote armen
In de scène kijkt een menigte op en rond de Westerstadsgracht enthousiast naar het spektakel, op afstand gehouden door cavaleristen op de ijsvloer. Zelfs in de boom links op de voorgrond zie je een juichende jongen.
Door de renners in ondergoed en met blote armen af te beelden – terwijl een afgedankte jas achter de finish ligt, volgen vrouwen hen met uitgetrokken bovenkleding bij de start en andere deelnemers hun warme bont aantrekken – maakt Baur van hun kleding een belangrijk thema binnen zijn schilderij. Het is verleidelijk om aan te nemen dat de schilder op de hoogte was van de pennenstrijd die kort na de wedstrijd uitbrak, waarbij de offensieve dimensie van de meisjes in hun onthullende onderkleding een centrale rol speelde.
Pas in 1838 werd de volgende wedstrijd voor vrouwen gehouden. Dat de snelheidsraces van 1805 en 1809 een bijzondere gebeurtenis waren geweest, beschreef de Leeuwarder Rinia van Nauta in 1823 in een voorgedragen gedicht: ‘Zo meldt de herinnering aan vroeger/ Hoe tweemaal in deze stad,/ Vrouwen reden ook naar de Ereprijs ,/ Waar de buurman zelf voorheen geen idee van had.’
Rechts op de voorgrond gooit Houkje Gerrits Bouma haar handen in de lucht om haar overwinning aan te duiden. De welvaart die ze genoot op de schaatsbaan kwam niet tot uiting in haar gezinsleven. Ze werd op 24-jarige leeftijd voor het eerst weduwe en overleefde ook haar tweede en derde echtgenoot.
In 1829 woonde zij met haar derde echtgenoot, zes kinderen uit drie huwelijken, een bediende en een dienstmeisje in een kleine boerderij met enkele koeien, paarden en schapen in Bergumerveen. Waarschijnlijk verkocht ze de gouden oorbel kort na haar winst, aangezien deze niet voorkomt in haar boedelinventaris die in 1820 werd opgemaakt. Destijds was 980 pond spek haar meest gewaardeerde bezit.
Kunstbeurs
Dit soort bevindingen deelde ik enthousiast met de Amerikaanse eigenaren, waardoor het doek voor hen een diepere betekenis kreeg. In de periode die volgde besloten zij afstand te doen van een groot aantal van de geërfde schilderijen. Ook het schaatsschilderij van Baur werd verkocht.
Het doek viel uit het zicht en verloor mijn aandacht totdat het ongeveer drie jaar later door een kunsthandelaar werd aangeboden op TEFAF, de grote internationale kunstbeurs in Maastricht. Als Rijksmuseum waren wij uiteraard geïnteresseerd in de aankoop ervan. Hier kwamen de negentiende-eeuwse vrouwengeschiedenis en sportgeschiedenis immers op bijzondere wijze samen in een aantrekkelijk kunstwerk. We hebben het schilderij gereserveerd en ons best gedaan om de benodigde middelen bijeen te brengen om het doek definitief voor Nederland te verwerven.
Houkje
En toen gebeurde er iets dat ik niet snel zal vergeten. Uit een relatie met het museum bleek dat er op de beurs een echtpaar aanwezig was dat enigszins teleurgesteld was dat zij het werk niet hadden kunnen kopen, omdat zij zich nauw verbonden voelden met de voorstelling. Maar ze waren net te laat, want het Rijksmuseum had het doek al gereserveerd. Toen ik het ontzettend leuke stel ontmoette, stelde de dame zich voor als Houkje.
Terwijl ik dit schrijf, voel ik nog steeds mijn verbazing over het moment dat ze haar voornaam uitsprak. Via haar tante en overgrootmoeder bleek ze vernoemd te zijn naar haar legendarische voormoeder Houkje Gerrits Bouma, winnares van de gedenkwaardige damesschaatswedstrijd ruim twee eeuwen geleden en de hoofdrolspeelster in het schilderij. De historische familienaam leek zelfs met eerbied te zijn doorgegeven aan de jongste generatie, een kleindochter geboren in 1989.
Na kort overleg besloten Houkje en haar man de aankoop van het schilderij voor het Rijksmuseum financieel mogelijk te maken, in de overtuiging dat het doek hier, voor iedereen zichtbaar, op de beste plek staat voor de toekomst. Sindsdien hangt dankbaar het etiket in de vaste opstelling van het museum: ‘schenking Willem Jan Hacquebord en Houkje Anna Brandsma, 2013’.
Pas aan het einde van de twintigste eeuw behandelde de publieke opinie het schaatsen voor vrouwen als gelijk aan het schaatsen voor mannen. De eerste Wereldkampioenschappen schaatsen vonden plaats in januari 1889, ongeveer veertig jaar na de dood van Houkje Gerrits Bouma, op het Museumplein in Amsterdam, direct achter het recent gebouwde Rijksmuseum. De eerste Europese kampioenschappen werden twee jaar later in Hamburg gehouden, maar daar was nog steeds geen plaats voor vrouwen. Ruim vier decennia later, in 1933, hadden ze hun eerste onofficiële wereldkampioenschap, maar op een Europees kampioenschap moesten ze tot 1970 wachten. Terwijl het herenschaatsen in 1924 al op het programma stond tijdens de eerste Olympische Winterspelen in Chamonix, verschenen vrouwen pas in 1960 op het Olympische ijs in Squaw Valley in de VS.
Pieter Roelofs werkt sinds 2006 bij het Rijksmuseum en is hoofd collectie Beeldende Kunst. Sinds 2019 is hij als juryvoorzitter te zien in de televisieprogramma’s Project Rembrandt en De Nieuwe Vermeer (NPO1).
[ad_2]