[ad_1]
De wind waait meer dan krachtig. Buienradar gebruikt termen als ‘stormachtig’ en ‘zware windstoten’, maar de kinderen uit ons dorp fietsen zoals altijd langs de diepte richting de stad.
Soms stopt men even om een regenpak aan te trekken. Ze zullen het helemaal niet leuk vinden, maar ik denk dat ze betere mensen worden door elke dag in alle weersomstandigheden te fietsen, langs velden en akkers, zonder noemenswaardige beschutting.
Ik heb ook zo’n pad gehad. Het Boerendiep. Een kortere, maar een eenzame weg. Ik ben er honderden keren naartoe gereden op weg naar het voetbalveld. Op trainingsavonden, op wedstrijddagen.
In de zomer was het niet erg, maar na de vakantie werd het al snel herfst en schemering en kwamen de regens, kou en duisternis.
Hoe oud zou ik zijn geweest toen ik er voor het eerst alleen reed? Twaalf? Zou kunnen. Stadskanaal was in die tijd geen plek waar enge dingen gebeurden met een jongetje op een verlaten veenweggetje.
Onderweg was er tijd om na te denken. Ik weet niet meer waarover. Waar denk je aan als je twaalf, veertien bent? Het meisje dat je leuk vindt? Proefwerk de volgende dag? Of dat je na thuiskomst lekker verder kunt lezen voor de kachel Engelse matrozen door K. Norel?
Misschien dacht ik aan later. Dat het leven ooit anders zou zijn. Maar ik ben een dromer van kleine dingen. Van een doelpunt op zaterdag een acht voor wiskunde. Ik had geen idee van de toekomst, geen plan, geen verwachtingen. Alles ging zoals het ging. Het gebeurde.
De wegen van Stadskanaal liggen achter mij, maar op het Boerendiep heb ik geleerd door te trappen. Als het regende, als het waaide, als het donker was. In mijn eentje er langs kanaal.
[ad_2]