Ook het belang van vrouwen in de schildersfamilie Brueghel krijgt nu aandacht


De ambitieuze tentoonstelling over de Bruegel (of Brueghel) kunstenaarsdynastie in het Noordbrabants Museum is gebaseerd op verschillende ideeën. Uitgangspunt zijn de vijf à zes generaties die in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw een opmerkelijk aantal schilders en prentmakers hebben voortgebracht. Zoals destijds in Antwerpen en elders niet ongebruikelijk was, verbond de clan verschillende grote kunstenaarsfamilies. Als de veelzijdige Antwerpse kunstenaar en theoreticus Pieter Coecke (1502-1550) als grondlegger wordt beschouwd, volgde zijn schoonzoon Pieter Bruegel hem op. Hieruit ontstond een gezin waarvan de mannen vaak ook voor het artistieke beroep kozen, en de vrouwen vaak echtgenoten vonden in nazaten van beroemde kunstenaarsfamilies als Teniers, Van Kessel en Quellinus.

Tentoonstellingen met werk van de verschillende Brueghels hebben vaak geprobeerd hun alomtegenwoordigheid in de Zuid-Nederlandse kunstscène te illustreren en hun onderlinge artistieke relaties bloot te leggen, met de geliefde Pieter de Oude op de voorgrond met zijn grote composities van boerenbruiloften en dorpsgezichten. Het zoeken naar volledigheid van het overzicht en de samenhang tussen kunstwerken uit een periode van maar liefst tweehonderd jaar is een terugkerend probleem.

Deze tentoonstelling test daarom een ​​andere invalshoek. In ruim honderd schilderijen en prenten, waaronder bruiklenen uit musea in Wenen, Praag en Milaan, zijn niet alleen de Brueghels zelf vertegenwoordigd, maar ook hun aangetrouwde familieleden. En de oplossing voor het risico van een stilistische grabbelton is gezocht in het loslaten van een chronologisch overzicht ten gunste van thematische lijnen die aansluiting willen vinden bij actuele discussies over gender en kolonialisme, het milieu en het klimaat.

Allegorie op de schilderkunst (1525-1630) van Jan Brueghel de Jonge.
Foto Peter Cox

‘Backoffice’

Direct bij binnenkomst wordt de toon gezet door een schilderij met een Allegorie van de schilderkunst (1525-1630) door Pieters zoon, Jan Brueghel. De compositie toont een atelier vol verwijzingen naar het schildersvak en met portretten van beroemde renaissancekunstenaars als Dürer en Michelangelo, met wie de Brueghels zich kennelijk wilden associëren. In de kamertekst wordt gezegd dat de centraal geplaatste vrouw in fantasiekledij, de personificatie van Pictura, “het belang van de vrouwelijke familieleden” benadrukt. Een zeventiende-eeuwse toeschouwer zou het niet zo hebben gezien, al kan de figuur van de Schilderkunst voor de hedendaagse bezoeker wel eens een verwijzing zijn naar de rol die vrouwen speelden in het kunstenaarsbedrijf.

De nuance zit vaak niet in de onderschriften in de tentoonstelling zelf, maar moet vooral uit de begeleidende publicatie komen. Zo krijgt Mayken Verhulst (1518-1599), de vrouw van Pieter Coecke en daarmee de schoonmoeder van Pieter Brueghel, de aandacht. Na de dood van haar man trad ze op als uitgever van zijn boek met een vertaling van de Italiaanse architectuurtraktatie van Sebastiano Serlio. En in 1604 vermeldde kunstenaarsbiograaf Karel van Mander terloops dat Mayken, zelf een ervaren schilder, haar kleinzoon Jan de kneepjes van het aquarelleren leerde na de vroege dood van Pieter Bruegel.

Dat zij ook de artistieke nalatenschap van Pieter zou hebben beheerd en als een soort mentor voor zijn zoons Pieter jr. en Jan zou hebben opgetreden, is speculatie, maar er schuilt enige verdienste in de veronderstelling dat Mayken, zoals veel kunstenaarsvrouwen destijds ongetwijfeld deden, de leiding had over de “backoffice” van het familiebedrijf. Van een schilder als Anna Maria Janssens (ca. 1605-na 1668), getrouwd met Jan Brueghel de Jonge, zijn slechts twee gesigneerde werken bewaard gebleven, waaronder een prachtige bloemenslinger rond een voorstelling van de Heilige Familie. Heeft ze na haar huwelijk het schilderen opgegeven om zich aan haar man en elf kinderen te wijden, of zouden er nu andere schilderijen van haar hand bekend zijn onder de naam van haar man?

Uitgebreide familie

De thematische presentatie van een mooie selectie werken van leden van deze groep uitgebreide familie is uiteindelijk enigszins inconsistent. Als het gaat om het bevragen van de grote vraagstukken van onze tijd aan de hand van oude schilderijen, blijft het onduidelijk waarom er voor kunstwerken is gekozen die vooral de stijl- of themakeuze van hun makers illustreren. Relevant is hier de titelpagina van de Serli-vertaling van Pieter Coecke, waarop de naam van zijn weduwe als uitgever van het boek wordt vermeld, maar een paneel met de Laatste Avondmaal dat is niet van zijn makelij. Aan de andere kant lijkt de maatschappelijke discussie in sommige gevallen wat vergezocht. Jan van Kessel (zoon van Paschasia Brueghel) schilderde enkele stillevens waarin hij onderhoudende maskers maakte van schelpen, koraal en parels. Een aspect van het kolonialisme wordt hier expliciet gemaakt met de verklaring dat lokale arbeiders gedwongen werden de exotische naturalia ‘onder barre omstandigheden’ te verzamelen, schoon te maken en te polijsten. Een serie landschappen geschilderd door David Teniers de Jonge (getrouwd met Anna Brueghel) in de jaren 1660, toont afbeeldingen van de vier seizoenen. Menselijk ingrijpen is bijvoorbeeld te zien in de landbouw en de kanalen, maar het gaat een beetje ver om een ​​verband te zien tussen het seizoensveranderende weer en de huidige klimaatverandering.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *