Column | Niet zo somber



‘Niet zo somber’, zei ik tegen de depressieve dochter van een goede vriendin. Ze kijkt niet langer televisie of op haar telefoon. Ze kan niet meer omgaan met de recente beelden uit de bijna tachtigjarige oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Ze was in ieder geval al moe van alle beelden uit Oekraïne en die van de sombere terugtocht van de Armeniërs uit Nagorno-Karabach.

Ik dacht dat ik haar blij zou maken door haar te vertellen dat er ook dingen zijn die heel goed gaan. Vooral financieel. Tabaksboeren kijken bijvoorbeeld uit naar gouden jaren omdat ze jongeren hebben aangemoedigd om te vapen. En het mooie van vapen is dat veel kinderen uiteindelijk weer een lekker sigaretje gaan roken. En dan gewoon op de ouderwetse manier verslaafd raken.

Twee weken geleden reed ik langs de grote kubussen van Philip Morris nabij Bergen op Zoom. Dat prachtige diepzwarte, immense longkankermonument. Enige tijd geleden dreigden die kolossen gesloopt te worden omdat men steeds minder rookte. Maar de industrie heeft een oplossing gevonden. Een pluim. Proost. Diepe buiging voor dit prachtige succes. Kinderen verslaafd gemaakt. Fantastisch, toch? En ik kan de longartsen ook zachtjes feliciteren. Want ook voor hen is er nog veel werk aan de winkel.

En hoe zit het met de glyfosaatlobby, die er onlangs voor zorgde dat Nederland in Brussel niet stemde voor een verbod op deze kankerverwekkende onkruidverdelger? Heerlijke chemische troep die bovendien zorgt voor een enorme toename van de ziekte van Parkinson. Vooral onder boeren. Daar hebben we te veel van, waardoor het sproeien van honderdduizenden liters gif indirect goed is voor de stikstofproblematiek. Ook de neurologen hebben veel werk te doen. Net als de rolstoel- en trapliftindustrie.

Een linkse vriend van mij zei: “Maar als dat spul zo gevaarlijk is, ga je het dan niet eerst verbieden en dan pas echt uitzoeken of het inderdaad schadelijk is? En als dat vals alarm blijkt te zijn, geef je groen licht. Maar je gaat het toch niet tien jaar lang over Gods velden blijven sproeien, toch? Met het risico dat je de bodem en de daarin levende dieren vergiftigt en dat het ook nog eens in het water terechtkomt?”

Ik vroeg of hij een beetje wist hoe het echte zakenleven in elkaar zit en dat de onkruidverdelgers de sponsors zijn van grote sportevenementen. Dus we hebben gewoon plezier met die rotzooi.

De dochter van mijn vriend werd niet gelukkiger door mijn verhaal. Waarna ik haar vertelde dat ik stinkend rijk werd door mijn geld verdiend met streken te investeren in de wapenindustrie. Daar ben ik in de jaren negentig mee begonnen. Op advies van een beleggingsexpert van een grote bank. Door alle oorlogen en ellende stijgen die aandelen waanzinnig. Vooral nu. En het mooie is dat ik zo nu en dan een tijdloos lied zing over de onbereikbare vrede, waarna ik het verdiende geld weer in deze lucratieve aandelenportefeuille stop. Als ik een Israëlische aanval op Gaza zie, hoor ik de kassa rinkelen. En niet zachtjes. Daarom zit ik de hele dag op mijn telefoon.

Mijn vriendin belde gisteren om te zeggen dat mijn cynische humor niet het beste medicijn is voor haar dochter. Volgens het meisje is het ook geen humor. Dat is gewoon hoe het is. En dat weten jullie allemaal heel goed.

Donderdagnacht lag ik wakker in een Rotterdamse hotelkamer. Gewekt door een van de nachtelijke explosies in die stad. De slaap kon mij niet meer bereiken. Lezen en schrijven hielp niet. Ik hoorde het oorlogsnieuws op de radio. Plus de kwaadaardige plannen van beide partijen en hun aanhangers. Ik bleef malen. Huilen was dichter bij mij dan dutten. Ik dacht: hoe moeten we in vredesnaam verder met de wereld?

Gisterochtend belde de bank. Mijn accurate beleggingsadviseur. Hij had een tip. De farmaceutische bedrijven doen het goed. Vooral die in slaaptabletten en antidepressiva. Je moet nu naar binnen. Anders ben je een dief van je eigen portemonnee.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *