Zoekende poppenspeler werd kluizenaar en kloosterling



Het is 14 september 1989 in de Antwerpse schouwburg, vijf minuten voor acht. Poppenspeler en toneelschrijver Jozef van den Berg komt binnen en vertelt het publiek dat de voorstelling niet doorgaat. Genoeg wachten de voorstelling zou heten, een variatie daarop Wachten op godot door Samuel Beckett. Die middag, zo getuigt Van den Berg, ‘riep’ God hem. Vanaf dit moment zal hij nooit meer optreden.

Het is een van de meest opvallende gebeurtenissen in het Nederlandse theater. Er zijn 40.000 kaartjes verkocht en het publiek kan zijn geld terugkrijgen. Tot dan toe gold Van den Berg als een van de grootste poppenspelers van ons land, die zowel voor kinderen als volwassenen optrad. Hij was een van de eersten die het voorgordijn van het poppentheater verwijderde, zodat hij en zijn poppen als speler op het podium zichtbaar waren.

Van den Berg overleed vorige week in Griekenland, in het Orthodoxe Transfiguratieklooster in Sochos, niet ver van Thessaloniki. Hij was 74 jaar oud. Hij werd geboren op 22 augustus 1949 in Beers (Noord-Brabant) en wilde als kind priester worden. Op jonge leeftijd speelde hij de rol van een Farizeeër in een passiespel van Cuijk. Tijdens zijn middelbare schooltijd was hij actief in schooltheater. In 1960 ging hij twee jaar naar de toneelschool in Arnhem. Na zijn huwelijk ging het echtpaar in Groningen wonen, waar hij hulp aanvroeg om met paard en wagen door het land te reizen en reizend poppentheater te spelen. Eén van zijn kinderen is Lotte van den Berg, zelf regisseur.

Fietsenstalling

Meer nog dan door zijn theater verwierf Van den Berg nationale bekendheid door zijn bekering tot de Orthodoxe Kerk. Hij woonde als kluizenaar in een fietsenstalling bij het Gelderse gemeentehuis van Neerijnen, een plek die ‘God hem had laten zien’, zoals hij zei. meerdere keren benadrukt in interviews. Daarna verbleef hij in een zelfgebouwde hut en kapel, waar hij mensen ontving die worstelden met religieuze kwesties.

Toch zou het hem geen eer doen zijn theaterwerk op de achtergrond te plaatsen, aangezien hij, naar eigen zeggen, ‘een acteur voor Christus werd’. Optredens zoals Moeke en de Dwaas (Holland Festival, 1980), De geliefden (1986/1987) en De gipsplaats (1988/1989) zijn onbetwiste hoogtepunten in het theater. Voornamelijk De geliefden toonde Van den Bergs latere bekering in de kiem, waarin hij zijn alter ego Jozef belichaamde die altijd zoekende was, nooit ergens thuis, altijd onderweg. Naast de prachtige, zelfgemaakte handpoppen die de speler vasthield, was een van zijn belangrijkste attributen een grote houten kist met een halfronde deksel. Zijn poppen woonden daar. Op indrukwekkende en tegelijkertijd weerloze wijze bracht hij zijn poppen tot leven en sprak met hen.

Altaar

Dezelfde kist vormde na het theater het middelpunt van Van den Bergs leven. Hij bewaarde er zijn bezittingen in en maakte er een altaar van. Zijn afscheid was zo bijzonder omdat hij in een lange, poëtisch geformuleerde tekst aan het publiek liet weten dat hij op zoek was naar de waarheid die hij in het theater niet meer kon vinden: “Ik kan hier niet elke avond hetzelfde verhaal vertellen. Ik zoek de realiteit. Ik kan geen dingen meer zeggen die voor mij niet waar zijn. (-) Mijn theaterleven is wat dat betreft voorbij. Ik ga.”

In Genoeg wachten Van den Berg maakte er gebruik van Stabat Mater van Vivaldi, gezongen door Aafje Heynis. Het optreden was het bewijs van zijn bekering. Zelf speelde hij een acteur die wachtte op een tekst van een schrijver. Maar Jozef van den Berg zelf was de schrijver, dus de tekst zou nooit geschreven worden.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *