De geschiedenis van Indonesië: tussen taboe en trauma


Op een dag, toen ik nog op de basisschool zat, hoorde ik van een vriend een verhaal over de geest van een Nederlandse man die op een paard voorbijreed. Dat gebeurde elke avond, de berijder kwam achter het algemene ziekenhuis in Rangkasbitung, mijn geboorteplaats, tevoorschijn. Op de plek waar nu het ziekenhuis stond, stond vroeger de woning van Lebaks assistent-resident, Multatuli.

Ik geloofde destijds dat de geest van de Nederlandse man te paard echt bestond. Deze figuur werd beschreven als een man in uniform. De mensen in de buurt zeiden dat hij de geest was van tuan Dekker, of meneer Multatuli. Een paar jaar nadat ik de basisschool verliet, vond ik niet het spook Douwes Dekker, maar een boek met een omslag waarvan de kleur begon te vervagen. Op de omslag stond een foto van een boer die op een buffel rijdt. Het boek lag weggestopt in een kast in het huis van mijn grootvader. Het boek met de titel Max Havelaarin een uitgave uit 1972 en vertaald door de paus van de Indonesische literatuur HB Jassin, heb ik nu in mijn bezit.

Hoe de lokale bevolking zich Eduard Douwes Dekker alias Multatuli herinnert, is fascinerend. De mythe van een geest die op een paard rijdt, is er één van. In Rangkasbitung, de hoofdstad van het regentschap Lebak waar ik ben geboren, zijn er verschillende plaatsen die de naam Multatuli dragen, variërend van de toegangsweg, een apotheek tot een lokaal overheidsgebouw. De naam Multatuli is nooit uit de herinnering van de bewoners verdwenen, al hebben de meesten van hen nooit de gelegenheid gehad om inhoudelijk onderzoek te doen naar de persoon en het werk achter de naam.

De botsing tussen vage herinneringen, mythen, het gebrek aan kennis van het literaire meesterwerk en overdreven nationalistische sentimenten werd nog maar eens duidelijk toen het Multatuli Museum enkele jaren geleden op het punt stond gerealiseerd te worden. Tientallen studenten gingen de straat op om te protesteren tegen het gebruik van de naam Multatuli voor een antikoloniaal museum. Ze zeiden dat de naam te veel werd gebruikt en de lokale waarde niet weerspiegelde.

Het lokale sentiment botst vaak met het universele sentiment, net zoals de koloniale geschiedenis botst met de nationale geschiedenis. De wil om te herinneren of te vergeten wordt bepaald door de geschiedenislessen die op staatsscholen worden gegeven, dit was al het geval toen Indonesië werd gekoloniseerd en dit gold ook voor de lessen toen Indonesië onafhankelijk werd. Dit is nu niet anders.

Tijdens de Nederlandse koloniale periode werd het boek bijvoorbeeld gebruikt voor geschiedenislessen in het basis- en voortgezet onderwijs Korte geschiedenis van Nederlands-Indië door W. Carelsen, gepubliceerd in 1917. In dit leerboek wordt de Atjeh-oorlog afgebeeld als een manier om de Atjehers uit hun lijden te verlossen. De Nederlandse invasie van Atjeh wordt afgeschilderd als een bevrijding in plaats van onderdrukking en kolonisatie. Het was een uiting van de morele verantwoordelijkheid van de blanke Nederlander jegens de inwoners van de kolonie.

Van Heutsz tijdens de Atjeh-oorlog Foto Nationaal Archief/collectie Spaarnestad

In de tussentijd bouwde het koloniale bestuur een groots monument in de openbare ruimte in Jakarta (toen nog Batavia) ter nagedachtenis aan Van Heutsz, de generaal die Atjeh veroverde en in 1927 overleed. Het monument werd in 1932 onthuld in de wijk Menteng in Jakarta en drie Jaren later onthulde Koningin Wilhelmina in Amsterdam een ​​even groots monument ter nagedachtenis aan Van Heutsz.

De koloniale geschiedschrijving valt de herinneringen van mensen van alle kanten aan, van academische interpretatie tot openbare ruimtes. De dekolonisatie van dat koloniale collectieve geheugen begon met de Japanse bezetting en ging door tot aan de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Toen Japan Indonesië bezette, werd het standbeeld van Van Heutsz op het monument door houten planken aan het zicht onttrokken. Ook werden er geen lessen meer over de Nederlandse koloniale geschiedenis op scholen gegeven.

Toen Indonesië onafhankelijk werd, werd het Van Heutsz-monument gesloopt. De naam van de straat waar het monument stond, Van Heutsz Boulevard, werd veranderd in Jalan Teuku Umar, vernoemd naar een centrale figuur in het Atjehse verzet tegen de Nederlandse invasie. Zijn naam verschijnt in de Indonesische geschiedenisboeken als een nationale held.

‘De strijd tegen de macht is de strijd van het geheugen tegen het vergeten’, zegt schrijver Milan Kundera Het boek van de lach en de vergetelheid. Hij heeft gelijk: het door een regime gewenste historische verhaal verwijst altijd naar manieren om zijn macht te legitimeren. Het op Indonesië gerichte verhaal van de geschiedenis in het tijdperk van de onafhankelijkheid bood een tegenwicht voor het racistische Nederlandse koloniale product met de strekking van blanke-man-last-fetisjisme – waarin de blanke man gelooft dat hij de ‘zware taak’ had om niet-westerse volkeren te civiliseren.

Communisten

Geschiedenisverhalen legitimeren de positie van de heerser. In de koloniale tijd was dat met Van Heutsz als redder, toen Soeharto aan de macht kwam in Indonesië (1965 – 1998) werd het het verhaal van de man die Indonesië had bevrijd van het communisme. Alles wat ook maar enigszins naar communisme riekte was taboe, terwijl geschiedenislessen op scholen het officiële staatsverhaal over de opkomst van Soeharto vertelden.

Hij werd afgeschilderd als de man die in 1965-1966 met succes het communisme van het politieke toneel en uit de levens van mensen had verdreven. Dit gaf hem 32 jaar lang legitimiteit als heerser van Indonesië. Het verhaal van de massamoord op honderdduizenden leden en sympathisanten van de Indonesische Communistische Partij (PKI), na de mislukte militaire staatsgreep op 30 september 1965, bleef uit de geschiedenisboeken.

Het koloniale tijdperk en het Soeharto-regime vertonen overeenkomsten in de manier waarop zij met de PKI omgingen. Historica Marieke Bloembergen schrijft in haar boek De geschiedenis van de politie in Nederlands-Indië dat de koloniale regering in 1927, een jaar na een PKI-opstand, speciaal materiaal over de strijd tegen het communisme aan het politieonderwijsprogramma toevoegde. Dit legde de nationalistische beweging onmiddellijk het zwijgen op. Bijna veertig jaar later ontwikkelde het regime van Soeharto soortgelijke mechanismen via zijn verschillende machtsinstrumenten, na een nieuwe PKI-opstand.

Van Heutsz en Soeharto als redders van de natie

Dit bleef het geval tijdens het regime van Soeharto. De romans van de Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer werden verboden omdat ze de leer van het communisme zouden uitdrukken. In 1989 werden drie studenten in Yogyakarta gearresteerd en tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens het verspreiden van romans van de linkse schrijver. Pramoedya Ananta Toer, die kritisch stond tegenover de macht, creëerde verhalen die wedijverden met de versie van de ‘waarheid’ die de autoriteiten bedachten.

In de koloniale tijd zie je een soortgelijke angst voor de verbeelding. Mas Marco Kartodikromo, een moedige en getalenteerde schrijver, werd tot gevangenisstraf veroordeeld vanwege zijn veelvuldige kritiek op de koloniale regering. Hij werd samen met duizenden andere communisten verbannen naar Boven Digul, het concentratiekamp in de jungle van Nieuw-Guinea waar in de jaren twintig en dertig tegenstanders van het koloniale regime werden vastgehouden.

Het collectieve geheugen van een land heeft zijn eigen vooroordelen die worden beïnvloed door ervaringen uit het verleden en de wil om die ervaringen te interpreteren. Eén enkele interpretatie van historische gebeurtenissen sluit de ruimte voor dialoog af en heeft het potentieel om taboes in stand te houden en de stemmen van de waarheid uit andere hoeken van de herinnering het zwijgen op te leggen.

In 1932 werd in Batavia (Jakarta) een monument onthuld ter nagedachtenis aan generaal JB van Heutsz. Foto Nationaal Archief/collectie Spaarnestad

Blinde vlek

Het creëren van verhalen ter wille van de eigen legitimiteit leidt ertoe dat het begrip van historische gebeurtenissen selectief en onvolledig is. Er worden blinde vlekken gecreëerd die de Indonesiërs ervan weerhouden belangrijke gebeurtenissen te kennen die vandaag de dag nog steeds betekenis hebben voor hun leven. Taboes over de geschiedenis van linkse bewegingen en gewelddadige periodes in de geschiedenis worden niet ‘vrij’ onderwezen.

Ook in Nederland zijn de lessen op scholen over de geromantiseerde Gouden Eeuw van de VOC problematisch. Aan de ene kant wordt de Nederlandse trots gevoed, maar de realiteit van hoe de multinational lijden en onderdrukking bracht onder de bevolking van de archipel blijft verborgen. Iets soortgelijks geldt voor de verhalen over de pracht van de Pax-Neerlandica, waarmee in de 19e en 20e eeuw het Nederlandse gezag op de Indonesische archipel werd gevestigd, waar mooie herinneringen aan Nederlands-Indië aan verbonden zijn, zonder dat gezegd wordt dat 75 procent van de 60 miljoen gekoloniseerde burgers in Nederlands-Indië waren analfabeet.

De historische herinnering blijft heen en weer bewegen tussen taboe en trauma, misschien zelfs vooringenomenheid. Dit blijkt elk jaar in augustus, wanneer Indonesiërs vreugdevol de onafhankelijkheid vieren, terwijl sommige mensen in Nederland er zeer traumatische herinneringen aan hebben. Op dit moment is de wederzijdse bereidheid om het verleden te erkennen en te begrijpen de beste manier om de taboes te doorbreken die ons leven vandaag de dag beheersen, zowel in Indonesië als in Nederland.

Bonnie Triyana is historicus en hoofdredacteur van Geschiedenis.ID

(vertaling: Arjan Onderdenwijngaard)

Lees ook: Schrap de term ‘Bersiap’ omdat deze racistisch is

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *