Column | Mijn gevoelens en gedachten over deze kwestie vind ik totaal niet van belang



Ik scrol in de Zandvoortse keuken. Ik liet de liedjes aan mij voorbij gaan. “Iemand met mijn platform moet hierop reageren”, zegt iemand belangrijk. ‘Als het aan jou lag, zat Nelson Mandela nog steeds in de gevangenis’, zegt de volgende. “Als je niets plaatst over de situatie van de Palestijnen, ontvolg ik je”, beweert een ander in hoofdletters.

Er wordt aan mijn broek getrokken. ‘Mama,’ zegt Cheese met een lage kinderstem. “Ik bedoel: mevrouw. Zijn jullie al open?” Ik kijk naar beneden, zie zijn statisch pluizige haar, de sproeten op de neus van zijn pet en leg mijn telefoon weg. ‘Zeker, meneer,’ zeg ik. “Ga zitten.”

Met veel gekreun en gekreun klimt hij op een kinderstoel aan de andere kant van het keukeneiland. Ik pak mijn telefoon weer en scroll.

De draaikolk van verschrikkingen ketent me onmiddellijk vast. Het gevoel is bijna bekend, alsof ik door alles te lezen enige controle heb over de ellende.

“Beste mevrouw, wat een leuk restaurant is dit”, snuift Kaasje nu. “Ik had graag een kopje thee. En een stukje spekcake,’ fluistert hij. ‘Natuurlijk, meneer,’ zeg ik afwezig. “Beschouw het als gedaan.”

Ik doe water op en begin weer te scrollen. Ik heb er nog niets over gepost. Ik ben van mening dat mijn gevoelens en gedachten over deze kwestie voor niemand van absoluut belang zijn. Deze weken zou ik soms op dezelfde manier mijn virtuele publiek willen aanspreken. Maar dan herinner ik me dat er niet zoiets bestaat als een virtueel publiek en dat we allemaal op een podium staan ​​te schreeuwen, terwijl de anderen langs schuifelen, zelf op weg naar een podium, een moment om gezien te worden.

“ZIJN HIER HELEMAAL GEEN BAKERS?” schreeuwt Kaasje. Gestoord kijk ik op en besef dat hij mij dit al een tijdje vraagt, want ik reageer niet. “Het is een uitdrukking, het betekent dat het wel goed komt,” zeg ik tegen hem en kijk weer naar mijn scherm. Omar en Sousou, het meisje lijkt zoveel op Cléo dat ik er misselijk van word en dan ineens helemaal niets meer voel.

“Hallo, spreek ik met mijn moeder?” hij probeert het nu. Hij houdt zijn regenlaars tegen zijn oor. ‘Zeker,’ zeg ik. ‘Ik wil graag voor je werken,’ zegt hij.

“Nou, dat is handig”, zeg ik opgewekt. “Er staat nog een vacature open.” “Ik weet helemaal niet wat dat betekent”, zegt hij opgewekt.

Ik raak weer in gedachten verzonken. Deze maalstroom van assertieve hyper-individuen in het Westen, die zich in hun leven vastklampen aan slechts één zekerheid: dat ze op elk moment hun zelfverzekerde hoofd kunnen openen om te schreeuwen wat ze maar willen, zonder te beseffen dat hun stemmen geen enkel doel dienen, niemand helpen, maar het zijn slechts druppels in een overweldigende tsunami van gedissocieerde zielen, op weg naar nog meer woede, naar nog meer samenlevingen zonder basis, naar nog meer eenzaamheid, verlatenheid en angst.

“Mooie analyse”, denk ik tevreden, en schenk mezelf een kop thee in.

Kaasje staart nu een beetje verveeld voor zich uit.

“Ik ben terug, meneer”, zeg ik tegen hem, gooi de theedoek over mijn schouder en leun op het kookeiland. “Maar ik teken nu liever”, zegt hij en glijdt van zijn stoel.

Even heerst er een schuldgevoel.

Maar dan begint mijn telefoon weer aan me te trekken.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *