Hugo de Jonge: ‘We gaan de bevolkingsgroei niet over alle 342 gemeenten van Nederland uitsmeren’


De bijna één miljoen woningen die de overheid in 2030 wil bouwen zijn nog maar het begin. “Als de demografische groei in dit tempo doorzet, komen er in 2040 nog eens een miljoen woningen bij”, zegt demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) in zijn kantoor in Den Haag. “En als de Nederlandse bevolking tot en met 2050 niet groeit naar zo’n 20 miljoen mensen, maar juist naar 22 miljoen, dan gaat het om veel meer woningen. Er zijn echte grenzen aan de groei. Dat is meer dan we ruimtelijk aankunnen.”

De woningbouw zal veel breder over Nederland verspreid moeten worden, in plaats van vooral in de Randstad. Dit wordt een belangrijk punt in de nieuwe Nota Ruimte (2024), waarvan vrijdag de eerste contouren zijn verschenen, een ‘contournota’. De Beleidsnota Ruimte, de eerste sinds de jaren negentig, kijkt vooruit naar 2030, 2050 en zelfs naar het jaar 2100.

De ‘balansverschuiving in het stedelijk netwerk van Nederland’ betekent grote veranderingen voor Noord-, Oost- en Zuid-Nederland: meer mensen, meer woningen, meer bedrijven en meer vervoerslijnen. Een dergelijke ‘grootschalige sprong’ is mogelijk in de regio’s Eindhoven, de Stedendriehoek rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen, Twente, Zuid-Limburg en de regio Groningen-Assen richting Emmen, zo stellen de contouren.

De nieuwe Nota zal veel breder zijn dan eerdere meerjarenruimteplannen. Het gaat om een ​​‘wederopbouw’ van Nederland, vergelijkbaar met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het gaat om het vinden van ruimte voor grote transities, voor duurzame energie, natuurvriendelijke landbouw en een circulaire economie. Klimaatverandering vereist maatregelen tegen droogte en zoetwatertekorten, extreem weer en zeespiegelstijging.

Lees het artikel Het ruimtelijk plan voor Nederland tot 2100 wordt ‘breder, groter en ingrijpender’

Het zal een opgave worden voor veel kabinetten na Rutte IV en voor veel ministers na Hugo de Jonge, te beginnen met het nieuwe kabinet dat na de verkiezingen van 22 november aantreedt.

De Jonge zelf denkt niet direct aan een nieuw ministerschap voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, zegt hij, en zijn partij, het CDA, staat historisch laag in de peilingen. “Het is een gebied waar ik volledig door gefascineerd ben. Maar ik ben ook twee termijnen minister geweest. En dan is het – ongeacht de omvang van mijn geliefde gezelschap – ook een goed moment om na te denken: wat wordt jouw volgende stap? Die kansen heb je niet vaak in het leven.”

Als de formatie weer lang gaat duren, hoopt De Jonge de Nota Ruimte te kunnen afronden, zegt hij. “Ik denk dat ik in deze portefeuille nog wel wat tijd heb, in deze kabinetsperiode, om het Ruimtelijk Beleid een stap verder te brengen. Wellicht kan ik die Nota zelf in het tweede kwartaal van 2024 presenteren. En vooruitlopend hierop zou ik tussen 2030 en 2040 ook grootschalige locaties voor woningbouw willen aanwijzen. Hoe verder van tevoren je woningbouwlocaties aanwijst , hoe beter die taken gepland kunnen worden, ook voor de markt.”

Is het gepast dat een aftredend minister zulke drastische beslissingen neemt voor de toekomst?

‘Ik denk het wel. Want wij hebben de opdracht gekregen om alles te doen wat nodig is om Nederland voor te bereiden op de toekomst die al lang op de deur klopt. Die demografische groei is er al, en die zal niet ineens stoppen als het volgende kabinet komt. aantreedt. De ruimtelijke problemen die zich voordoen, alleen al rond de woningnood, zullen op een gegeven moment invloed hebben op het levensonderhoud van mensen. Het lijkt alsof het maken van keuzes pijn doet, maar het niet maken van keuzes is zoveel pijnlijker dan dat.”

Wat als het volgende kabinet, met bijvoorbeeld een Nieuw Sociaal Contract of BBB, heel anders over de ruimtelijke ordening denkt en totaal andere keuzes maakt?

“We hebben minstens eens in de vier jaar verkiezingen. Dat is het moment waarop de bevolking zich kan uitspreken. Ik kan het dus nooit met je eens zijn: dit is de lijn die is uitgezet en die zal nooit veranderen. Tegelijkertijd werd in 2010 de historische fout gemaakt om op nationaal niveau een einde te maken aan de ruimtelijke ordening en het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op te heffen. Dit kabinet heeft het heft weer in handen genomen en ik ben ervan overtuigd dat nieuwe kabinetten niet zullen zeggen: laten we de minister van Ruimtelijke Ordening weer afschaffen.”

U wilt een ‘rechtvaardige verdeling’ van de ruimte bereiken. Wat is eerlijk?

“Een eerlijke verdeling betekent bijvoorbeeld dat de lasten niet langer worden afgewenteld op toekomstige generaties. Nu bijvoorbeeld woningbouw toestaan ​​in gebieden waarvan je al weet dat er door de klimaatverandering, met steeds extremer weer, ruimte nodig is voor extra waterberging.”

Zoals het Vijfde Dorp in de Zuidplaspolder, waar op het diepste punt van Nederland achtduizend woningen worden gebouwd?

“Dat vind ik niet het beste voorbeeld, want je kunt daar ‘klimaatrobuust’ bouwen, met bijvoorbeeld waterbuffers. Maar inderdaad, we zullen een deel van de diepe polders vrij moeten houden, maar ook gebieden nabij grote rivieren. Een eerlijke verdeling betekent ook dat we slimme combinaties maken in het landschap, zoals meer energieopwekking op bedrijfsdaken. En met een eerlijke verdeling willen we ook de eigenheid van regio’s behouden.”

Hoe kun je de eigenheid van regio’s behouden als er in de toekomst veel meer mensen, huizen en bedrijven naar het noorden, oosten en zuiden van Nederland komen?

“Het betekent niet dat we de bevolkingsgroei spreiden over alle 342 gemeenten in Nederland. Wel vind ik dat je in ieder geval alle gemeenten ruimte moet geven voor een extra straat. In bepaalde regio’s bijvoorbeeld om de bevolking en voorzieningen op peil te houden. Maar je kunt heel goed variëren in aantallen woningen en bouwlocaties. Uitgangspunt is dat wij recht willen doen aan heel Nederland. Er zit ook iets in het willen dichten van de kloof die er nu eenmaal bestaat tussen de regio en Den Haag.”

Lees het artikel Van groen land naar snelle wereld: hoe ziet Nederland er in 2050 uit?

Wachten de huidige bewoners van de regio’s op zoveel mensen om zich bij hen aan te sluiten?

“Dat varieert heel erg. Die discussie heb ik vrijwel altijd tijdens werkbezoeken. In Fryslân bijvoorbeeld hoor je dat echt. Ik probeer het daar vaak te nuanceren. Kijk, de stad Leeuwarden. Daar is veel groei mogelijk, als je zorgt voor voldoende mobiliteit. Ook een aantal andere stedelijke centra heeft een reëel groeipotentieel. Dat betekent niet dat alle dorpen op het Friese platteland in omvang moeten verdubbelen of iets dergelijks. Je wilt dorpen wel ruimte geven voor bebouwing voor de eigen ouderen, voor de eigen jongeren. En in bijvoorbeeld Groningen zie je daar veel meer ontvankelijkheid. Omdat mensen daar heel goed begrijpen dat meer mensen de levenskwaliteit en de economie ten goede komen.”

Hoe zullen al die mensen naar die regio’s komen en gaan? Welke nieuwe spoorlijnen zijn er gepland?

“Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de Nedersaksenlijn, van Twente naar Groningen. De Maaslijn tussen Nijmegen en Roermond wordt verbeterd om meer passagiers te kunnen vervoeren. En natuurlijk hebben we de Lely-lijn tussen Lelystad en Groningen. Maar je zou ook kunnen zeggen: de lijn Amsterdam-Hamburg, of Amsterdam-Kopenhagen. Want dat is wat de Lely-lijn binnenkort zou kunnen worden. Dat geeft veel meer groeipotentieel aan een stad als Groningen. We moeten dus op een andere manier over mobiliteit nadenken. De Lely-lijn zal niet snel een positieve business case laten zien, omdat er nog veel te weinig mensen in het noorden van het land wonen.”

In 2050 moet Nederland circulair zijn. Er moeten reparatiewerkplaatsen en grote recyclinglocaties zijn. Dit vergt mogelijk tot 40 procent meer ruimte voor economische activiteit, terwijl er nu al te weinig ruimte is voor bedrijventerreinen. Waar is die ruimte te vinden?

‘Goede vraag. Dit is een van de minst onderzochte thema’s. Het is moeilijk voor te stellen wat de ruimtelijke implicaties van een circulaire economie werkelijk zijn. Over vernieuwing van bestaande bedrijventerreinen zullen we heel goed moeten nadenken. En over clustering: je wilt korte afstanden. tussen het demonteren van producten en het hergebruiken van grondstoffen, anders krijgen we veel transportbewegingen die we niet willen.”

Nederland telt ruim 50.000 boerderijen. Samen bestrijken ze de helft van het grondgebied. Economisch gezien dragen ze een paar procent bij aan het bbp. Is dat eerlijk?

“Ik denk dat we op drie manieren naar een eerlijke integratie van de landbouwsector moeten kijken. De eerste betreft ecologie: hoe kunnen landbouw en natuur duurzaam naast elkaar bestaan? Maar we mogen ook het economische perspectief niet vergeten: het moet blijven lonen om boer te zijn, anders stoppen de boeren en hebben we een probleem. En het derde punt is de voedselzekerheid: je wilt nooit afhankelijk worden van een continent buiten Europa.”

Maar heel concreet: zullen de landbouw en de veehouderij in 2050 nog de helft van Nederland bestrijken, of misschien wel een kwart?

“Ik denk dat er nog veel meer gemengde functies zullen ontstaan, tussen landbouw en natuur. Kringlooplandbouw is gebaseerd op minder intensieve landbouw en intensieve veehouderij. Dit biedt boeren kansen om geld te verdienen met natuurbeheer en recreatie. Ik ben enthousiast over het verbouwen van natuurlijke bouwmaterialen, zoals vezelgewassen. Dit draagt ​​bij aan het verduurzamen van de landbouw en woningbouw. Water en bodem zijn voortaan leidend in de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat een deel van de grond in de toekomst minder geschikt zal zijn voor voortgezette landbouw op dezelfde manier.”

Om welke landbouwgebieden gaat het?

“Voor een groot deel van de veenweidegebieden geldt bijvoorbeeld: hier hebben we nu te maken met sterke bodemdaling en CO22-emissies van veen dat opdroogt. Hier zullen we meer grondwater moeten vasthouden in plaats van afvoeren, maar tractoren en koeien kunnen in moerassige grond wegzakken. Op droge zandgronden, nog een voorbeeld, moeten we nu zoveel meststoffen toevoegen dat je niet oneindig door kunt gaan. In sommige van de verzilte gebieden in kustprovincies zal de landbouw ingewikkelder worden, tenminste als het om andere gewassen gaat. We gebruiken daar nu veel zoet water om de verzilting tegen te gaan. Maar als de zeespiegel stijgt en we gaan zo door, dan heeft Nederland echt een zoetwaterprobleem.”

Ook zal meer woningbouw in de hoger gelegen gebieden in de Nota worden opgenomen. Moeten we ooit een deel van West-Nederland teruggeven aan de zee?

“Dat gaat een lange weg. Ongeveer negen van de bijna achttien miljoen mensen in Nederland wonen onder NAP, dus dat lijkt mij een ingewikkelde exercitie. We zijn bezig met ‘wat als’-verkenningen, ook over zeespiegelstijging. Wat we moeten doen is meer ruimte bieden voor het binnendringen van water. We leven in een delta, dus bij extreem weer in West-Europa moet hier meer water worden afgevoerd. Heel filosofisch gezien zullen we meer met het water moeten bewegen.”

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *