De woorden zullen grof zijn, maar de rechtsstaat wankelt niet zo snel als de ‘taalstaat’ suggereert



In de wittebroodswekenperiode van de ‘nieuwe politieke realiteit’ na 22 november waren de Nederlandse media behoorlijk buiten adem. Keer op keer herhaalden zij hijgend de mantra over de bedreigde rechtsstaat, Wilders over D66-rechters, over een nepparlement, over de islam als totalitaire ideologie en natuurlijk over journalisten als uitschot van de richel. De analyses die nu langzaam opduiken laten zien dat de media weer op adem komen en rustiger taalgebruik gebruiken. De belangrijkste tussentijdse conclusies lijken mij te zijn dat kiezers hun stem op Wilders hebben gegeven omdat zij zich niet meer thuis voelen in eigen land – en daarom tegen de toestroom van asielzoekers zijn en vóór een Leitcultuur – en dat veel christenen PVV stemden. En dat er meer gezegd moet worden dan dat kiezers hun ‘onderbuikgevoelens’ hebben laten spreken.

Ik herinner me een soortgelijke periode in de Nederlandse politiek, toen het evenwicht werd verstoord en het besef van het geleidelijke karakter van de Nederlandse politieke verhoudingen naar de achtergrond verdween. Ook de uitslag van de verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigden van 1972 was tegen de wet. De voorgangers van het CDA, die ruim een ​​halve eeuw onafgebroken aan de macht waren, bereikten met een verlies van tien zetels een dieptepunt, terwijl de PvdA won en de grootste partij werd. Uitgerekend de PvdA had de afgelopen jaren schaamteloos een schaduwkabinet gepresenteerd en de radicale Nieuw Linkse vleugel gesust met het progressieve programma ‘Keerpunt ’72’. Nu zou kunnen gebeuren wat al jaren bedreigend was: de vorming van een links kabinet dat de samenleving grondig zou hervormen.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *