[ad_1]
Architectuur is slechts in zeer beperkte mate kunst, aldus Adolf Loos (1870-1933), de Oostenrijkse architect die bekend werd door zijn beroemde essay Ornament en Verbrechen uit 1908 waarin hij ornament in de architectuur tot misdaad bestempelt. “Slechts een heel klein deel van de architectuur valt onder de kunsten: het graf en het monument”, verkondigde Loos resoluut in zijn reflectie Architectonisch (1910). “Al het andere, alles wat efficiënt is, moet uit het rijk van de kunst worden verbannen.”
Maar de Duitse beeldend kunstenaar Thomas Schütte (1954), waarvan inmiddels tientallen architectuurmodellen te zien zijn op de tentoonstelling in Museum De Pont in Tilburg Westkunstmodel 1:1, introduceerde architectuur 42 jaar geleden in het domein van de beeldende kunst. Hij zag architectuur als een uitweg uit de impasse waarin de beeldende kunst volgens hem terecht was gekomen. Toen Schütte als student aan de kunstacademie van Düsseldorf in 1981 werd gevraagd een bijdrage te leveren aan de legendarische tentoonstelling We beginnen in Keulen diende hij ontwerpen in voor drie architectonische modellen: Schiff, Fase En Kast.
De bedoeling was om het schip, podium en kist op ware grootte te maken, maar door geldgebrek bleef dat beperkt tot kleine modellen die op We beginnen stond op een tafel. Nu heeft Museum De Pont, waar Schütte een ‘kernkunstenaar’ is, de modellen op ware grootte laten maken en zijn dat ook Schiff, Fase En Kast de pronkstukken van de tentoonstelling.
Op een voetstuk
In 1981 verzette Schütte zich tegen de drie architectuurmodellen minimale kunst en de conceptuele kunst uit de jaren zeventig van kunstenaars als Daniel Buren en Niele Toroni, legt curator en adjunct-directeur van Museum De Pont Maria Schnyder uit in het onlangs verschenen boek Thomas Schütte, Huizen II. Abstracte, minimalistische kunst, die steeds reductionistischer werd, en conceptuele kunst, waarin de uitvoering van een idee of ontwerp van ondergeschikt belang of zelfs overbodig was. minder is meer leiden tot het immateriële en het Grote Niets, voorzag Schütte.
Architectuurmodellen waren een oplossing waarbij “het kind niet met het badwater werd weggegooid”, zegt Schnyder. Omdat enerzijds een architectonisch model, zeker als het op een sokkel staat, een materiële sculptuur is, is architectuur anderzijds per definitie conceptuele kunst. Het ontwerp wordt altijd door anderen dan de ontwerper gerealiseerd; het kan ook bestaan als model of zelfs op papier en als digitaal bestand.
Unieke ervaring
Schiff, Fase En Kast moet ‘een unieke ervaring opleveren waarmee Schütte je blik even naar zijn hand kan zetten’, aldus de uitleg van de tentoonstellingsmakers bij Westkunstmodelle 1:1. Maar dit is een beetje teleurstellend. Wie neemt bijvoorbeeld de trap die zo smal is naar boven? Schiff stijgt, heeft een close-up van de ijzeren spanten van het dak van Museum De Pont, een voormalige textielfabriek, en van de grafische werken van Schüter eronder. Maar het schip van Schütte verschilt niet veel van de beleving die vrijwel iedere trap biedt.
Dit geldt ook voor Kast, een grote kist van steigerhout die lichtjes gekanteld staat en met één bodem op dikke stalen kolommen rust. Het uitzicht vanaf de kist, die wordt belemmerd door de kolommen, verschilt niet wezenlijk van dat vanuit een portiek van een klassieke tempel. Ook Fase biedt er geen schokkend ervaring. Op het podium heb je nooit de illusie dat je in een theater staat waar het publiek je in het donker aanstaart, maar net als bijvoorbeeld op het podiumvormige Schouwburgplein in Rotterdam sta je slechts iets hoger dan in de directe omgeving. nabijheid.
Eclectisch
Veel beter en interessanter dan de Westkunst-maquettes zijn de kleine en grotere architectonische maquettes die Schütte sinds 1981 naast zijn beeldende kunstwerken blijft maken en die vaak ook daadwerkelijk worden gebouwd. De architect Schütte blijkt net zo inventief, ironisch-geestig en eclectisch te zijn als de kunstenaar Schütte. Schütte verwijst naar allerlei historische bouwstijlen, van elementaire oerarchitectuur tot Duits expressionisme, maar hij weet er altijd een eigen draai aan te geven.
Zo ook Vakantiehuis voor terroristen, dat net als de andere kleine modellen met een schaal van 1:20 en 1:30 zich in de voormalige wolkamers van het museum bevindt, is met zijn platte dak, grote ramen en felrode en oranje muurdelen een echt modernistisch huis . Het roept volgens het bord de vraag op “of de sobere modernistische architectuur van het vakantiehuis een straf is voor degenen die er verblijven.” Toch vond een Oostenrijkse kunstliefhebber het zo leuk dat hij het liet bouwen.
Het grote model van Eenmanshuis I voor iemand die zich wil terugtrekken in een huis met uitzicht op de wereld, lijkt op een ouderwetse fotocamera en doet denken aan de architectuur gesprek van architecten uit de Franse Revolutie, zoals Claude Nicolas Ledoux (1736-1806).
Er is ook een prachtig model van de Beeldenhalle, dat nabij het Duitse Neuss werd gebouwd voor de sculpturen van Schütte. Het ontwerp voor de hal is gebaseerd op een eenvoudig idee, zoals weergegeven in het boek Huizen II: een Pringles-chipje bovenop een luciferdoosje – de Skulpturenhalle is niet veel meer dan dat. Pilzeen bosrustplaats gebouwd in Hunting Valley, Ohio, is een pop-art-achtig bouwwerk bestaande uit een rond dak op een kolom met daaronder een ronde bank.
Ook Mijn Grijp uit 1981 is in Tilburg een van de eerste architectuurmaquettes te zien die Schütte naar Westkunst maakte. Alsof Schütte de opvattingen van Adolf Loos over architectuur kende, gaf hij zijn eigen grafsteen de vorm van een eeuwenoud huis met een puntdak. Er staat ‘Thomas Schütte 16.11.1954 – 25.3.1996’ op geschreven. In 1981 gaf Schütte zichzelf nog vijftien jaar. Gelukkig leeft hij nog.
[ad_2]